9.3 De totalitaire systemen

Welkom
Terugblik
Lezen 9.3
Uitleg 9.3
Aan de slag met weektaken (blok 2) 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Terugblik
Lezen 9.3
Uitleg 9.3
Aan de slag met weektaken (blok 2) 

Slide 1 - Slide

Paragraaf 9.3 De totalitaire systemen 

KA: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme en fascisme/nationaalsocialisme 

Slide 2 - Slide

 Lezen paragraaf 9.3 de totalitaire systemen -> blok 1, 3 en 4 
  • In deze paragraaf leer je hoe het communisme opkwam in de Sovjet-Unie. Hoe kwam het communisme op? 

  • In deze paragraaf leer je kenmerken van totalitaire ideologieën.
Wat zijn kenmerken van totalitaire ideologieën?
Wat betekent totalitair?

Slide 3 - Slide

Totalitaire ideologie

Totalitaire ideologie:
Manier van denken waarbij het totale leven van mensen wordt beheerst door de ideeën van de partij / de persoon die de macht heeft. 
De staat beheerst het leven en denken van het volk, alles wat wordt gepubliceerd of wordt gemaakt is goedgekeurd door de staat


Slide 4 - Slide

Communisme in Rusland/Sovjet-Unie.
Lenin, leider van de bolsjewieken, de Russische aanhangers
van het communisme, wilde in 1917: 
  • kapitalisme afschaffen 
  • privébezit van productiemiddelen afschaffen 
  • een dictatuur vestigen 
 Na de staatsgreep van de communisten, de Oktoberrevolutie, 
brak een burgeroorlog uit die, na veel bloedvergieten,
 door de communisten in 1922 werd gewonnen:
 ze vestigen de Sovjet-Unie, een éénpartijstaat

Slide 5 - Slide

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij.

  • Communisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Sprake van persoonsverheerlijking (van Stalin).

Slide 6 - Slide

Kenmerken van communisme (2)
  • Economisch doel was een industriestaat
  • Planeconomie met accent op zware industrie.
  • Collectivisatie van de landbouw in dienst van de industrie.

  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat die gebruik maakte van terreur, dwangarbeid, propaganda etc.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 9 - Slide

Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz

  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 10 - Slide


Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreemrechts genoemd, 
antidemocratisch, gewelddadig en totalitair en extreem 
nationalistisch = afk. nazi's

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 11 - Slide

Fascisme in Italië
Na 1918 ontstonden ten westen van Rusland overal democratieën. In centraal Europa werden deze door chaos al vrij snel vervangen door autoritaire regimes = ondemocratische regering

Mussolini werd in 1919 de leider van de beweging van het fascisme, een politieke beweging: 
  • antidemocratisch, 
  • totalitair, 
  • gewelddadig,
  • extreem nationalistisch.
 
 Na de mars op Rome werd Mussolini regeringsleider en trok alle macht naar zich toe.  
Hij vestigde een dictatuur. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Benito Mussolini
Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)


Slide 14 - Slide

Nationaalsocialisme

Slide 15 - Slide

Nationaalsocialisme in Duitsland
  • Na WOI ontstaan er straatgevechten tussen linkse arbeiders (communisten) en nationalistische oorlogsveteranen. Uit onvrede over de regering en het verdrag van Versailles.  
  • Hitler werd leider van de NSDAP, zijn eerste staatsgreep mislukt. 
Toen de economie na 1924  opbloeide, leek zijn rol uitgespeeld. 
  • In 1929 kreeg Duitsland te maken met de economische crisis, vanaf de jaren ‘30 de NSDAP steeds groter. Hitler werd in 1933 kanselier en vestigde een dictatuur:
  • Zijn titel werd Führer. 
  •  Alle organisaties moesten de ideologie van het nationaalsocialisme volgen. 
  • Gelijkschakeling werd afgedwongen door overal nazi’s aan te stellen.
  •  Tegenstanders werden opgesloten of vermoord. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Kenmerken nationaalsocialisme
  • Extreem-nationalistisch
  • Militaristisch
  • Verheerlijking geweld (bv. knokploegen)
  • Antidemocratisch/ een partij
  • Eén leider /persoonsverheerlijking
  • De staat is belangrijker dan het individu
  • Racistisch/rassenleer

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Aan de slag met weektaken 
  • Maak chronologieopdracht. 
Klaar? Zie planner voor weektaken 
  • klaar? : Maak een tabel met verschillen en overeenkomsten tussen fascisme, communisme en nationaalsocialisme 

  • Samenwerken mag 

  • Daarna bespreken chronologieopdracht

Slide 21 - Slide