Leesteksten: hoe doen we dat?

Toetsweek in week 3: 15 t/m 19 januari
Leren de phrases-clés fr-nl en nl-fr die achterin je boek staan:

Welke wel: blz. 174 t/m 179
Welke niet: blz. 177 180 181

En je krijgt 3 leesteksten. Daar gaan we nu mee oefenen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Toetsweek in week 3: 15 t/m 19 januari
Leren de phrases-clés fr-nl en nl-fr die achterin je boek staan:

Welke wel: blz. 174 t/m 179
Welke niet: blz. 177 180 181

En je krijgt 3 leesteksten. Daar gaan we nu mee oefenen.

Slide 1 - Slide

Leesteksten

Vergroot je woordenschat.

Vergroot je leesvaardigheid.

Voorbereiding op je examen.


Slide 2 - Slide

Leesteksten op je examen
Waarom?:   Uitleg achtergrond

Hoe? :         Tekstboekje

* 14 vragen.
*  Je hebt 2 uur de tijd.
* Steeds terugkerende thema's.
* Woordenboek erbij mag.

Slide 3 - Slide

Examen

1. Tekstboekje
2. Vragenboekje
3. Uitwerkbijlage

Slide 4 - Slide

Wat voor soort teksten?
* Teksten waarbij wordt gevraagd naar voorbeelden.
* Teksten met A B C D vragen.
* Teksten met beweringsvragen.
* Teksten met gatenvragen op signaalwoorden.
* Teksten met een open vraag.
* Teksten met alinea's op volgorde zetten.
* Teksten met kopjes matchen.

Slide 5 - Slide

Wat heb je nodig?
* Het niveau van je woordenschat moet voldoende zijn.

* Je moet de signaalwoorden herkennen en kennen en toepassen.

* Je moet de vraag goed lezen en begrijpen.

* Je kunt vaak ook de fouten antwoorden uitsluiten. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden

Slide 8 - Slide

Oefenen
Je gaat oefenen met diverse signaalwoorden.

Slide 9 - Slide

sinds
ook
maar
vaak
mais
aussi
depuis
souvent

Slide 10 - Drag question

Welk woord vormt een tegenstelling?
A
maar = mais
B
en = et
C
vervolgens = puis
D
bijvoorbeeld = par example

Slide 11 - Quiz

Welk woord geeft een reden?
A
maar= mais
B
toch = pourtant
C
ook = aussi
D
vaak = souvent

Slide 12 - Quiz

Welk woord geeft een tijd aan?
A
en = et
B
vaak = souvent
C
omdat = parce que
D
daarom = pourquoi

Slide 13 - Quiz

Welk woord geeft een tijd aan?
A
dankzij = grâce à
B
zoals = comme
C
car = want
D
depuis = sinds

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Songteksten: Stromae - Santé
Rosa, Rosa                                                    Pilotes d'avion ou infirmières
Quand on fout le bordel, tu nettoies              Chauffeurs de camion, hôtesses de l'air
                                                                      Boulangers ou marins-pêcheurs
Et toi, Albert                                                   Aux insomniaques de profession
Quand on trinque, tu ramasses les verres

Céline (céli) 'bataire ('bataire)
Toi, tu t'prends des vestes au vestiaire

Arlette, arrête
Toi, la fête tu la passes aux toilettes




Qui n'ont pas le cœur aux célébrations
Qui n'ont pas le cœur aux célébrations

Slide 16 - Slide

Nome quelques métiers:

Slide 17 - Mind map

Les métiers

Quelle profession fais-tu?

Slide 18 - Slide

LessonUp
De opdrachten in LessonUp zijn handig voor je woordenschat.
En je oefent met Franse vraagzinnen.

Slide 19 - Slide

Oefenen

Slide 20 - Slide

Bijzonderheden
Thema's
Sleutelwoorden
Signaalwoorden

Slide 21 - Slide

Quels sont les thèmes que vous avez en tête?

Slide 22 - Mind map

Slide 23 - Slide

le chat
le dauphin
le chien
le singe

Slide 24 - Drag question

Au travail
Wat       : Maken eindexamen 2021 tijdvak 1 en tijdvak 3  Tekst 1 t/m5         Hoe       : Schrijf op de opgaves die je ontvangt van de docent
Wie        :  alleen
Tijd        :  30 minuten
Klaar      :  Maken in LessonUp de examenopdrachten
Resultaat: Nakijken en bespreken met de docent


Slide 25 - Slide