Present Simple vs Present Continuous recap

Present Simple vs Present Continuous
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Present Simple vs Present Continuous

Slide 1 - Slide

Aan het eind va deze les kun je:
De tegenwoordige tijd op 2 manieren gebruiken

1) De present simple voor feiten en gewoontes

2) De present continuous om te beschrijven wat nu gebeurt 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

She is playing the piano right now
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 4 - Quiz

0

Slide 5 - Video

Present simple
 She plays the piano every day

-   She doesn't play the piano every day

?   Does she play the piano every day?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

present simple

I always think

He always thinks

Slide 8 - Slide

DO en DOES / DON'T EN DOESN'T 
Gebruik je om vraagzinnen en ontkennende zinnen te maken in de :
PRESENT SIMPLE
-  Do you always talk so fast?
- She doesn't watch many films

Slide 9 - Slide

Present simple

> Bij feiten en gewoontes
> let op de shit-regel
> gebruik DO en DOES als hulpwerkwoord

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

De ING-vorm hoort bij de:

PRESENT CONTINUOUS 
en gebruik je samen met am/are/is

Slide 12 - Slide

Spelling!
Sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker:

run - running
plan - planning
swim - swimming
stop - stopping

Slide 13 - Slide

Spelling!
sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'
(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)
move - moving
drive - driving
hope - hoping
make - making

Slide 14 - Slide

Present Continuous
+  = gewone zin maken
-  = ontkennende zin maken ( met not)
?  = vraagzin maken 

Slide 15 - Slide

Present Continuous
Lees het grammaticablokje blz 153:

+    I am learning English
_    You are  not  listening to me 
  Is  he watching a TV show ? 

Slide 16 - Slide

Present continuous
Gebruik je : als het NU gebeurt
Je gebruikt een vorm van TO BE, je hebt dus GEEN DO of DOES nodig

to be (zijn)
AM
ARE
IS
werkwoord
ING
+
+

Slide 17 - Slide

Practice!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Extra oefenen met de 
Present Simple vs 
Present Continuous?



Slide 20 - Slide