Jong & Oud (5e) H8. Ruilen tussen generaties en korte herhaling H7

Hoofdstuk 8 (1)
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 8 (1)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg hoofdstuk 8
  • Maak opdracht 8.1 t/m 8.5
  • Aan de slag met het PO
  • Terugkomen op de leerdoelen                                                                 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen: Je kunt........ 
  • de overdrachten tussen generaties verklaren en ze  grafisch en rekenkundig interpreteren.
  • het profijtbeginsel uitleggen en toepassen.
  • de invloed van veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking op de financiering van de oudedagsvoorziening uitleggen.
  • voordelen en nadelen noemen van oplossingen voor de toenemende kosten van vergrijzing en dit toelichten.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Omslagstelsel
De AOW (staatspensioen) werkt volgens het omslagstelsel.

De werkenden (actieven) van nu betalen premie voor de AOW uitkering aan de senioren (inactieven) van nu.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

19e eeuw
Ouders verzorgden hun kinderen in het vertrouwen dat hun kinderen laten voor hen 
zouden zorgen.

door: Ruil in natura

  • Binnen families solidariteit tussen generaties.

Slide 15 - Slide

Intertemporele ruil
= Ruilen over tijd  
= schuiven met koopkracht gedurende je leven (bijv. door sparen en lenen)

Slide 16 - Slide

3

Slide 17 - Video

Na de Tweede Wereldoorlog
Ontstaan van de verzorgingsstaat.

  • In de verzorgingsstaat is de solidariteit tussen gezond en ziek, jong en oud en tussen arm en rijk niet langer gebaseerd op familiebanden. 
  • De overheid neemt de rol van de families over. 
  • De solidariteit is in wetten vastgelegd.


Slide 18 - Slide

Hoe wordt de verzorgingsstaat betaald?

De werkenden dragen geld af in de vorm van belastingen en sociale premies. De overheid geeft dit geld weer uit in de vorm van sociale uitkeringen en voorzieningen.

Zo worden de inkomens herverdeeld.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Verzorgingsstaat
De verzorgingsstaat is gebaseerd op solidariteit tussen:
  • gezond en ziek
  • jong en oud
  • rijk en arm

Het is een herverdeling (nivellering) van belastingen en sociale premies in de vorm van sociale uitkeringen en voorzieningen.

Slide 21 - Slide

Consumptie van jongeren
Besteedbaar inkomen van werkenden
Consumptie van ouderen
De afdrachten van de werkende generatie
B2 = A + C

Slide 22 - Slide

Aan de slag met
  • Maak opdracht 8.1 t/m 8.5
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Netto-ontvangers
Netto-ontvangers
Netto-betalers

Slide 24 - Slide

Inkomsten en uitgaven

Slide 25 - Slide

Profijt van de overheid

Slide 26 - Slide

Vermogen

Slide 27 - Slide

Wie zijn de netto betalers?
A
de jeugd
B
de actieven
C
de gepensioneerden
D
de staat

Slide 28 - Quiz

Wie zijn de netto ontvangers?
A
de jeugd
B
de actieven
C
de gepensioneerden
D
de staat

Slide 29 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een stroomgrootheid?
A
inkomen
B
vermogen
C
bezittingen
D
schulden

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Ga je bij een hogere renten je consumptie uitstellen of naar voren halen
A
Uitstellen
B
Naar voren halen

Slide 32 - Quiz

Wat heeft je toekomstverwachting met intertemporele ruil te maken?

Slide 33 - Open question

Ga je door een hogere inflatie je koop uitstellen of naar voren halen
A
Uitstellen
B
Naar voren halen

Slide 34 - Quiz

Ga je bij een hogere renten je consumptie uitstellen of naar voren halen
A
Uitstellen
B
Naar voren halen

Slide 35 - Quiz

Wat heeft je toekomstverwachting met intertemporele ruil te maken?

Slide 36 - Open question

Ga je door een hogere inflatie je koop uitstellen of naar voren halen
A
Uitstellen
B
Naar voren halen

Slide 37 - Quiz

Ga je bij een hogere renten je consumptie uitstellen of naar voren halen
A
Uitstellen
B
Naar voren halen

Slide 38 - Quiz