Planten - Natuurwetenschappelijk onderzoek

Natuurwetenschappelijk onderzoek doen

Basisstof 1 (blz. 40) en basisstof 6 (blz. 51)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Natuurwetenschappelijk onderzoek doen

Basisstof 1 (blz. 40) en basisstof 6 (blz. 51)

Slide 1 - Slide

Natuurwetenschappelijk onderzoek
Als je iets wilt gaan onderzoek dan begin je altijd met een vraag/probleem. Je hebt iets waargenomen en je vraagt je iets af. We noemen dit de probleemstelling.

Voorbeeld: Je hebt een zakje met plantenzaadjes gekocht. Je vraagt je af hoe het komt dat de zaadjes niet in het zakje al gaan kiemen. 
Probleemstelling: Hoe komt het dat zaadjes in een zakje niet kiemen?


Slide 2 - Slide

De stappen
Natuurwetenschappelijk onderzoek bestaat uit een aantal stappen.

Je hebt net de eerste stap genomen en je weet nu wat je wilt gaan ondezoeken.

Slide 3 - Slide

Stap 2.  De hypothese
De volgende stap is het vormen van een hypothese. 
Een hypothese is een veronderstelling. Je bedenkt een antwoord op de vraag, voordat je het onderzoek uitvoert.


Voorbeeld: Zaadjes in een zak kiemen niet, doordat de zaadjes geen lucht krijgen.

Slide 4 - Slide

Stap 3. De benodigdheden.
Nu je weet wat je wilt onderzoeken en een hypothese hebt gevormd, ga je het onderzoek opzetten. Hiervoor moet je weten wat je nodig hebt om het onderzoek uit te voeren. 

Voorbeeld: Benodigdheden. 
                        - twee gelijke zakjes met hetzelfde 
                          zaad.
                        - een speld.

Slide 5 - Slide

Stap 4. Het experiment
Je hebt nu alles voorbereid om het experiment uit te gaan voeren. Je gaat nu omschrijven wat je gaat doen om aan te tonen of de hypothese klopt. Dit schrijf je zo op, dat iemand anders het experiment exact hetzelfde kan uitvoeren.

Voorbeeld: ik neem twee zakjes met hetzelfde zaad. In het ene zakje prik ik gaatjes, zodat er lucht in kan. In het andere zakje prik ik niet. Na een paar dagen kijk ik of er zaadjes zijn ontkiemd.

Slide 6 - Slide

Stap 4. Het experiment
Wanneer je zelf een experiment ontwerpt, maak je een werkplan. Hierin staat beschreven welk experiment je wilt uitvoeren om de probleemstelling te onderzoeken, wat je daarvoor nodig hebt en hoe je de resultaten wilt verwerken.


Slide 7 - Slide

Het werkplan
1. Voldoende organismen. Anders kan het resultaat te veel afhangen van toevalligheden. 
2. Proefgroep en controlegroep. De proefgroep stel je bloot aan de factor waarvan je de invloed wilt onderzoeken (bv. lucht), de controlegroep niet (geen gaatjes in de zak). 
3. Maar 1 factor verschil. Alle omstandigheden moeten gelijk zijn, behalve de factor die je wilt onderzoeken. Anders kan het namelijk aan een andere factor liggen.

Slide 8 - Slide

Stap 4. Het experiment
Nu kun je het experiment uitvoeren..


Slide 9 - Slide

Stap 5. Resultaten
Je bekijkt wat er is gebeurd tijdens je experiment. Dit noteer je. 

Voorbeeld: Er is geen verschil tussen de zaadjes in beide zakjes. In beide zakjes kiemen de zaadjes niet.

Slide 10 - Slide

Stap 6. Conclusie
Je hebt nu het experiment uitgevoerd en naar de resultaten gekeken. Hieruit kan je een conclusie trekken. En kan je bepalen of de hypothese klopt of niet.

Voorbeeld: Dat zaadjes in een zakje niet kiemen, komt niet doordat de zaadjes geen lucht krijgen. 

De hypothese klopt dus niet.

Slide 11 - Slide

Je hebt nu de stappen van het natuurwetenschappelijk onderzoek gevolgd. Hierna maak je van het onderzoek een verslag. Zo'n verslag bestaat ook uit deze stappen.

Slide 12 - Slide

Het verslag
Een verslag begint altijd met een titel, je naam en de namen van degene(n) met wie je hebt samengewerkt. 

In het verslag zie je de stappen van het onderzoek terug.

Slide 13 - Slide

Samenvatting
Via de volgende link kom je bij een samenvatting van de stappen van het natuurwetenschappelijk onderzoek. Neem deze door.

Slide 14 - Slide

Probleemstelling
Hypothese
Het experiment
Groeien tuinkerszaadjes sneller in het licht of in het donker?
Tuinkerszaadjes groeien sneller in het licht dan in het donker.
Op 2 schoteltjes leg ik watjes met 10 zaadjes erop. Deze geef ik elke dag water. Een schoteltje staat onder een doos, waardoor er geen licht bij komt.

Slide 15 - Drag question