Oefentoets hs 2-4

oefentoets
hoofdstuk 1 t/m 4 en 9
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

oefentoets
hoofdstuk 1 t/m 4 en 9

Slide 1 - Slide

Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart is dit?
A
Staatkundige kaart
B
Weerkundige kaart
C
Natuurkundige kaart
D
Thematische kaart

Slide 2 - Quiz

Welke informatie moet er op een kaart staan om die kaart goed te
kunnen lezen?
A
Atlas, legenda, schaalstokje en Noordpijl.
B
Titel, legenda, schaalstokje en noordpijl.
C
Titel, kleurtjes, schaalstokje en noordpijl.
D
Titel, legenda, windroos en noordpijl.

Slide 3 - Quiz

Welke planeten spelen een rol bij het ontstaan van eb en vloed op aarde?
A
De aarde zelf, de zon en Mars.
B
De aarde zelf, de maan en Mars.
C
De maan, de zon en Mars.
D
De aarde zelf, de maan en de zon.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de drie hoofdsoorten van gesteenten op aarde?
A
Sedimentgesteente – Vloeibaar gesteente - Stollingsgesteente
B
Metamorf gesteente – Vloeibaar gesteente - Stollingsgesteente
C
Sedimentgesteente – Metamorf gesteente - Stollingsgesteente
D
Sedimentgesteente – Metamorf gesteente – Graniet gesteente

Slide 5 - Quiz

In welke stad is het ’s avonds het eerst donker?

A
Mexico-Stad
B
New York
C
Los Angeles
D
Chicago

Slide 6 - Quiz

Op de kaart zie je de locaties van alle aardbevingen in de 20e eeuw in
een deel van de wereld. Waar vallen de locaties van de aardbevingen
vooral mee samen?
A
Met de sterke zeestromen in de oceaan.
B
Met gebieden waar veel tsunami´s optreden.
C
Met de ligging van vulkanische eilanden.
D
Met de randen van de aardplaten.

Slide 7 - Quiz

Een stad ligt op 30° NB en 31° OL. Welke van de volgende steden is dat?
A
Kaapstad
B
Los Angeles
C
Caïro
D
Buenos Aires

Slide 8 - Quiz

Hoe is het verschil in vorm tussen stratovulkanen (kegelvulkanen) en
schildvulkanen te verklaren?
A
Kegelvulkanen zijn veel jonger.
B
Schildvulkanen zijn meer aan erosie onderhevig geweest.
C
Kegelvulkanen hebben veel stroperige lava.
D
Kegelvulkanen hebben hevige uitbarstingen.

Slide 9 - Quiz

De tekening stelt de kringloop van het water voor.
Waar vindt verdamping plaats?
A
bij 1
B
bij 2
C
bij 3
D
bij 4

Slide 10 - Quiz

Je reist van de evenaar in Congo naar Kaapstad in Zuid-Afrika.
Welke landschappen doorkruis je vanaf Congo (logisch gezien) opeenvolgend met de auto ?
A
Tropisch regenwoud – woestijn – savanne – loofbos
B
Tropisch regenwoud – savanne – woestijn – loofbos
C
Woestijn – savanne – tropisch regenwoud – loofbos
D
Woestijn – loofbos – savanne – tropisch regenwoud

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen het weer en het klimaat?
A
Het weer is wat je nu buiten ziet en het klimaat is een gemiddelde van het weer gemeten over meerdere jaren.
B
Het weer is wat je nu buiten ziet en het klimaat is de temperatuur over meerdere jaren.
C
Het weer is het gemiddelde gemeten over meerdere jaren en het klimaat is wat je nu buiten ziet.
D
Het weer is het gemiddelde gemeten over meerdere jaren en het klimaat is wat er nu buiten aan temperatuur is.

Slide 12 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van een uiterwaard?
A
Opslag voor water bij hoge waterstanden.
B
Opslag voor water bij lage waterstanden.
C
Akkerland voor de landbouw.
D
Recreatiegebied voor natuurliefhebbers.

Slide 13 - Quiz

Op de kaart zie je het bodemgebruik in Nederland in 2012. Een deel van
het landschap is van oudsher bedekt met bos.
Welke van volgende factoren speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van dit bodemgebruik?
A
de behoefte aan recreatievoorzieningen voor de bewoners van de grote steden
B
de hogere gemiddelde neerslag in deze delen van het land
C
de beperkte bodemvruchtbaarheid
D
de locatie van houtverwerkende industrie in Nederland

Slide 14 - Quiz

Tijdens welke ijstijd kwam het landijs tot halverwege Nederland?
A
Tijdens de één-na-laatste ijstijd in het Pleistoceen, de Saale-ijstijd.
B
Tijdens de laatste ijstijd in het Pleistoceen, de Weichselijstijd.
C
Tijdens de één-na-laatste ijstijd in het Holoceen, de Saale-ijstijd.
D
Tijdens de laatste ijstijd in het Holoceen, de Weichselijstijd.

Slide 15 - Quiz

HBO - vragen

Slide 16 - Slide

HBO: Als de zon op 21 december op 23,5° ZB staat, welk seizoen hebben ze daar op het zuidelijk halfrond dan achter de rug en welk seizoen komt er nu?
A
Het was zomer, nu wordt het herfst.
B
Het was lente, nu wordt het zomer
C
Het was herfst, nu wordt het winter
D
Het was winter, nu wordt het lente

Slide 17 - Quiz

HBO: Op de foto zie je het Geirangerfjord in Noorwegen.
Het deel van het landschap waar het schip vaart, is op een bijzondere manier ontstaan.
Welk landschap elders in Europa is op vergelijkbare wijze ontstaan?
A
De delta van de Rhône in Frankrijk.
B
De Waddeneilanden in Nederland.
C
Het dal van de Aletschgletsjer in Zwitserland.
D
De monding van de Theems in Engeland.

Slide 18 - Quiz

HBO: De omvang van de Thwaites-gletsjer verandert voortdurend. Van de gletsjer op Antartica zijn het hele jaar door veel foto's vanuit de ruimte gemaakt.
Op welke foto's zal de omvang van de gletsjer het grootst zijn?
Op foto's gemaakt in de maand....
A
januari in de jaren 2000-2010.
B
januari in de jaren 1990-1999.
C
juli in de jaren 2000–2010.
D
juli in de jaren 1990-1999.

Slide 19 - Quiz

HBO: Op het kaartje zie je hoe vaak het sneeuwt in Nederland: er zijn grote verschillen in Nederland.

Welke temperatuurfactor speelt bij de verklaring van deze verschillen de
belangrijkste rol?
A
de invloed van de zee
B
de windkracht
C
de hoogteligging
D
de klimaatverandering

Slide 20 - Quiz

Op de kaart zie je drie zandlandschappen in Nederland.
A "Gebied met stuwwallen met daartussen laaggelegen zachtglooïende dekzandgebieden."
B "Op een aantal plaatsen licht glooiende zandverstuivingen. Verder een vrij vlak gebied waar dekzand en oude rivierzanden aan het oppervlak overheersen."
C "Laag glooiend gebied waar keileem, dat door het landijs is achtergelaten, en dekzand aan het oppervlak liggen." Welke omschrijving hoort bij welk landschap?
A
A = 1, B = 2, C = 3
B
A = 2, B = 3, C = 1
C
A = 3, B = 1, C = 2
D
A = 1, B = 3, C = 2

Slide 21 - Quiz

HBO: Hieronder lees je over het water bij drie steden in dit gebied. Eén van deze drie beschrijvingen is juist.
Welke beschrijving is juist?
A
Het water bij Bahia Blanca is brak, het water bij Buenos Aires is zout.
B
Het water bij Rosario is zoet, het water bij Buenos Aires is brak.
C
Het water bij Rosario is zout, het water bij Bahia Blanca is zoet.
D
Het water bij Rosario is zout, het water bij Bahia Blanca is brak.

Slide 22 - Quiz

HBO: Op de kaart zie je waar het drinkwater in Nederland gewonnen wordt.
Overal moet het water gereinigd worden voordat het in het net van
waterleidingen gepompt wordt.
Welk type water is als het gewonnen wordt het minst vervuild?
A
duinwater
B
oppervlaktewater
C
zeewater
D
grondwater

Slide 23 - Quiz

Hoe ging het?
Welke onderwerpen vragen meer uitleg?
Hoe ging het je af met de HBO vragen?

Slide 24 - Slide