Les 34 - Voltooide tijden in een tekst correct schrijven

Geef een voorbeeld van een zin waar er een voltooide tijd in voorkomt.
1 / 21
next
Slide 1: Mind map
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Geef een voorbeeld van een zin waar er een voltooide tijd in voorkomt.

Slide 1 - Mind map

In welke tijd staat deze zin?
Hij heeft gedroomd.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 2 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik zal het geitje voederen.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 3 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Hij had gisteren hard gestudeerd.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 4 - Quiz

Moeilijk?

Slide 5 - Slide

Wat denk je nu?
Ik snap er niks van.
WAT?!
Ik ben helemaal mee.
Ik snap het ongeveer.

Slide 6 - Poll

Voltooide tijden
  • Je hoort 'voltooid deelwoord'.
  • Bij het Howw staat het Huww 'hebben' of 'zijn'
Voorbeelden:
Ik heb geslapen.
Hij was gefopt.
Ik zal gesnoept hebben.

Slide 7 - Slide

De voltooide tijden

Slide 8 - Slide

Onvoltooide tijden
  • GEEN hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' 
  • GEEN voltooid deelwoord (behalve bij passiefzinnen)
Ik loop. 
Hij lachte naar mij.
Ik zal straks frietjes eten.
Ze wordt verrast door haar broer. (passiefzin, steeds met Huww 'worden')

Slide 9 - Slide

De onvoltooide tijden

Slide 10 - Slide

Hoe weet je dat je te maken hebt met een voltooide tijd?

Slide 11 - Mind map

Welke hulpwerkwoorden komen voor bij de voltooide tijden?
A
zijn en worden
B
worden en hebben
C
zijn en hebben

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik heb spaghetti gegeten.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ze had haar huiswerk flink gemaakt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 14 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik versloeg hem tijdens een spelletje voetbal.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 15 - Quiz

Iets moeilijker...

Slide 16 - Slide

In welke tijd staat deze zin?
Ik heb een taart gebakken.
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd
B
Onvoltooid verleden tijd
C
Voltooid tegenwoordige tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 17 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ik zal gevoetbald hebben.
A
Onvoltooid verleden tijd
B
Onvoltooid toekomende tijd
C
Voltooid verleden tijd
D
Voltooid toekomende tijd

Slide 18 - Quiz

Hoe goed snap je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Zijn er nog vragen?

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Neem p 315 erbij!

Slide 21 - Slide