Boekenbattle les 4

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Begrip: fictie/non-fictie
  • Het eerste begrip waarmee je aan de slag gaat, is fictie/non-fictie.

  • Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.

Slide 2 - Slide

Fictie en non-fictie
  • Fictie 
  • Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

  • Non-fictie
  • Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 3 - Slide

Voorbeeld: fictie/non-fictie Wonder
  • Het verhaal over August is verzonnen en daarmee fictie, (maar het zou wel echt kunnen gebeuren.) 

Slide 4 - Slide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over fictie/non-fictie in jouw boek.

Slide 5 - Slide

Is jouw boek fictie of non-fictie?
Leg ook uit waarom het zo is. Doe dit in minimaal 40 en maximaal 80 woorden.

Slide 6 - Open question

Begrip: realistisch/niet-realistisch
  • Het volgende begrip waarmee je aan de slag gaat, is realisme.

  • Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.

Slide 7 - Slide

Realistisch en niet-realistisch
  • Realistisch
  • Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren

  • Niet-realistisch
  • Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren. 

Slide 8 - Slide

Voorbeeld: realistisch/niet-realistisch Wonder

(Het verhaal over August is verzonnen,) maar het zou wel echt kunnen gebeuren. Het is dus realistisch en fictie.

Slide 9 - Slide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over het realisme in jouw boek.

Slide 10 - Slide

Is jouw boek realistisch of niet-realistisch?
Leg ook uit waarom het zo is. Doe dit in minimaal 40 en maximaal 80 woorden.

Slide 11 - Open question

Begrip: beoordelingswoorden en argumenten
  • De volgende begrippen zijn: beoordelingswoorden en argumenten.

  • Op de volgende slides volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.

Slide 12 - Slide

Beoordelingswoorden
  • Beoordelingswoorden zijn woorden waarmee je een beoordeling geeft over bijvoorbeeld een boek, film of iets anders. Je moet ook altijd uitleggen waarom je dat vindt.
  • Voorbeelden van beoordelingswoorden:
  • Spannend
  • Prachtig
  • Ontroerend
  • Grappig
  • Langdradig

Slide 13 - Slide

Argumenten
  • Beoordelingswoorden onderbouw je met een argument. Je legt dus uit waarom je het boek prachtig, spannend, grappig, verdrietig of iets anders vindt.

  • Je kunt hierbij ook nog een voorbeeld van een gebeurtenis uit het boek noemen. Zo maak je jouw beoordelingswoord en argument extra duidelijk. 




Slide 14 - Slide

Argumenten bij Wonder

  • Wonder is een verdrietig boek, maar op een mooie manier. Het is verdrietig om te lezen hoe een klein jongetje gepest wordt om hoe hij er uitziet. Of hoe mensen wegkijken of schrikken als ze hem zien. 

  • Het is mooi om te lezen dat August niet opgeeft. Hij houdt vol en weet hiermee de meeste mensen voor zich te winnen. Ze leren hem accepteren om hoe hij is, vanbinnen. 

  • De keuze voor meerdere vertellers is interessant, omdat je meekrijgt hoe het is voor anderen om te leven met een broertje of vriendje met een gezichtsafwijking. 

Slide 15 - Slide

Nu jij!

Op de volgende slides volgen vragen over jouw mening over het boek.


Slide 16 - Slide

Beoordelingswoord en argument 1
Welk beoordelingswoord past bij jouw boek? Onderbouw dit beoordelingswoord.

Slide 17 - Open question

Beoordelingswoord en argument 2
Welk beoordelingswoord past bij jouw boek? Onderbouw dit beoordelingswoord.

Slide 18 - Open question

Beoordelingswoord en argument 3
Welk beoordelingswoord past bij jouw boek? Onderbouw dit beoordelingswoord.

Slide 19 - Open question

Einde van de les!
Lees nu verder in je boek.

Slide 20 - Slide