M&M 25 mei 1BKC

Mens & Maatschappij
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2-4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 78 min

Items in this lesson

Mens & Maatschappij

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


  • Lesdoelen bespreken
  • Paragraaf 1.1 herhalen
  • Herhaling opdrachten maken (zelfstandig)
  • Uitleg paragraaf 1.2
  • Zelfstandig werken
  • Les afsluiten

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waar ging de vorige les over?

Slide 5 - Slide

Behoeften
Behoefte = alles wat je nodig hebt om te leven. 

Basisbehoeften
&
Overige behoeften

Slide 6 - Slide

Basisbehoefte of overige behoefte?

Slide 7 - Drag question

Ruilen
Directe ruil = ruilen van spullen van jezelf tegen spullen van een ander.

Indirecte ruil = iets ruilen voor geld.

Slide 8 - Slide

Oefenen
Hoe schrijf je de bedragen goed?
10000 euro 
6,654 --> 6,65 
93,60
Bereken het gemiddelde van:
101       19,20   37    =

16,99    12,21     101,76    77,55 = 
Let op: laat altijd je berekening zien!

Slide 9 - Slide

Paragraaf 1.1
Maak de opdrachten op blz. 16 van je werkboek
Klaar? Maak ook de verdieping (blz. 17)

Slide 10 - Slide

1.2 - Wie bepaalt wat je koopt?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Verschil in behoeften
  • smaak
  • geslacht
  • leeftijd
  • budget (= geld dat je kan uitgeven)

Slide 13 - Slide

Wie/wat bepaalt wat jij koopt?

Slide 14 - Open question

Invloed op je koopgedrag
  • Sociale invloed; familie, vrienden
  • Commerciële invloed; bedrijven, winkeliers, fabrikanten (door middel van reclames)

Slide 15 - Slide

Wat is een voorbeeld van sociale invloed?
A
Reclame van het nieuwe FIFA spel
B
Je vrienden zeggen dat het nieuwe FIFA spel geweldig is

Slide 16 - Quiz

Wat betekent commerciële invloed?
A
Invloed die fabrikanten en winkeliers hebben
B
Invloed die een docent heeft
C
Invloed die vrienden en kennissen hebben
D
Invloed die reclame op sociale media heeft

Slide 17 - Quiz

Reclame

Slide 18 - Slide

Wat willen bedrijven bereiken met reclame?
A
Dat je hun reclame afkijkt
B
Dat je wacht tot het product in de aanbieding komt
C
Dat je aandacht/interesse krijgt voor het product
D
Vermaken

Slide 19 - Quiz

Wat is het voordeel van reclame?
A
Reclames hebben geen voordelen
B
Het kan korting opleveren
C
Dat je meer schermtijd krijgt
D
Je leert nieuwe producten kennen

Slide 20 - Quiz

Procenten/percentage berekenen
Voorbeeld: Op een fiets van 350 euro krijg je 15% korting.
Hoe bereken je hoe veel geld je korting krijgt?

  1. Maak van het percentage een decimaal getal. Dit doe je door het getal door 100 te delen. Dus: 15 / 100 = 0,15
  2. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal. 
Dus: 0,15 x 350 = 52,50 euro korting.

Slide 21 - Slide

Een broek kost 40 euro. Je krijgt 35% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
Schrijf je berekening op.

Slide 22 - Open question

Een fles shampoo kost 2,10 euro. Je krijgt 40% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
Schrijf je berekening op.

Slide 23 - Open question

Huiswerk
Paragraaf 1.2 opdracht 1 t/m 10

Slide 24 - Slide

Poll: hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll