qui - quae - quod

1 / 41
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord :

- verwijst terug naar een 
 eerder woord in de zin:  antecedent

- je vertaalt het als : die, dat,
van wie/wat (wiens), aan wie/wat, met wie/wat (waarmee)

- vormt het begin van een 
   betrekkelijke bijzin
 - Ik vind het huis, dat te koop staat, erg duur.

- De kat, die in de venterbank lag, was aan het spinnen.

- De vrouw, aan wie ik de weg vroeg, was behulpzaam.

- De voetbal, waarmee wij speelden, vloog de sloot in.

Slide 2 - Slide

In het Latijn :
Mannelijk:                                Vrouwelijk:                                   Onzijdig:
qui              qui                           quae          quae                           quod                     quae
cuius         quorum                 cuius         quarum                     cuius                     quorum
cui              quibus                   cui              quibus                       cui                          quibus
quem        quos                       quam         quas                           quod                     quae
quo            quibus                    qua            quibus                       quo                        quibus

Slide 3 - Slide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Deus, qui puellam amat, Mars est.
(De god, die van het meisje houdt, is Mars.)

qui = relativum 
       = M. ev. => antecedent deus = M. ev.
       = nom. => OW bij amat

Slide 4 - Slide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Deus, quem puella amat, Mars est.
(De god, waar het meisje van houdt /
                   die het meisje bemint, is Mars.)

quem = relativum 
       = M. ev. => antecedent deus = M. ev.
       = acc. => LV bij amat,
                           
OW = puella

Slide 5 - Slide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Deus, cui puella oscula dat, Mars est.
(De god, aan wie het meisje kusjes geeft,
is Mars.)

cui = relativum 
       = M. ev. => antecedent deus = M. ev.
       = dat. => MW VW bij dat,
                           
OW = puella

Slide 6 - Slide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Dei, qui hospitium petebant, Mercurius et Iupiter erant. (De goden, die onderdak zochten, waren Mercurius en Jupiter.)

qui = relativum 
       = M. mv. => antecedent dei = M. mv.
       = nom. => OW bij petebant

Deae, quae Aeneam iuvabant, Venus et Iuno erant. (De godinnen, die Aeneas hielpen, waren Venus en Juno.)

quae = relativum
       = V. mv. => antecedent deae = V. mv.
       = nom. => OW bij iuvabant


Slide 7 - Slide

Leer als woordjes:
enkelvoud
qui, quae, quod
cuius
cui
quem, quam, quod
quo, qua





Leer als woordjes:
enkelvoud
..., die / dat  (OW)
van wie / waarvan
aan wie / waaraan
die / dat  (LV)
met wie / waarmee,
door wie / waardoor

Slide 8 - Slide

Kies de juiste vertaling:
Amulius Rheam, cuius patrem necavit, non timet.

Amulius is niet bang voor Rhea, ...
A
die haar vader heeft gedood
B
van wie hij de vader heeft gedood
C
voor wie hij de vader heeft gedood

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vertaling:
Rhea Amulium, qui patrem necavit, timet.

Rhea is bang voor Amulius, ...
A
die haar vader heeft gedood
B
door wie haar vader is gedood
C
van wie de vader is gedood

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vertaling:
Rhea Vestam deam, cui Romani sacra facebant, semper colebat.
Rhea vereerde altijd de godin Vesta, ...
A
die de Romeinen vereerden
B
van wie de Romeinen offers droegen
C
aan wie de Romeinen offers brachten
D
die de Romeinen vereerde

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vertaling:
Saxum, quo Romulus fratrem necabat, magnum erat.
De steen, .... , was groot
A
die Romulus zijn broer doodde
B
waarvan Romulus de broer doodde
C
waaraan Romulus zijn broer doodde
D
waarmee Romulus zijn broer doodde

Slide 12 - Quiz

Leer als woordjes:
meervoud
qui, quae, quae
quorum, quarum, quorum
quibus
quos, quas, quae
quibus
Leer als woordjes:
meervoud
..., die  (OW)
van wie / waarvan
aan wie / waaraan
die (LV)
met wie / waarmee,
door wie / waardoor

Slide 13 - Slide

Kies de juiste vertaling:
Amulius pueros, quos Rhea pepererat, timuit.

Amulius vreesde de jongens, ...
A
die Rhea had gebaard
B
van wie Rhea had gebaard
C
die Rhea hadden gebaard
D
met wie Rhea had gebaard

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vertaling:
Pastor Romulum et Remum, quorum Mars pater est, invenit in ripa.
Een herder vond Romulus en Remus, ...
A
die vader Mars is
B
van wie Mars de vader is
C
waarvoor Mars de vader is
D
waarmee Mars de vader is

Slide 15 - Quiz

Troiani, qui de muros urbis spectabant, equum ligneum videbant : citeer het relativum.
De Trojanen, die vanaf de muren van de stad keken, zagen een houten paard.

Slide 16 - Open question

Goed of fout vertaald?
Mars Rheam, cui multa oscula dabat, amavit
=
Mars hield van Rhea, aan wie hij veel kusjes gaf.
A
Goed vertaald
B
Fout vertaald

Slide 17 - Quiz

Goed of fout vertaald?
Amulius fratrem, quem pepulerat, timuit
=
Amulius vreesde zijn broer, die hem had verdreven
A
Goed vertaald
B
Fout vertaald

Slide 18 - Quiz

Relativum
heeft hetzelfde geslacht en getal als het antecedent

heeft naamval die nodig is in de bijzin

antecedent = waar het iets over zegt

Slide 19 - Slide

Wat is de juiste vorm van het relativum?
Amulius, ... deos valde timebat, multa sacra fecit.
Amulius, DIE de goden zeer vreesde, heeft veel offers gebracht.
A
qui
B
cuius
C
cui
D
quem

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het relativum?
Servi pueros , ... Rhea mater est, necare nolunt.
De slaven willen de jongens, WAARVAN Rhea de moeder is, niet doden.
A
qui
B
quorum
C
quibus
D
quos

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het relativum?
Romulus rex urbis, ... cum fratre aedificaverat, erat.
Romulus was koning van de stad, DIE hij samen met zijn broer had gebouwd.
A
quae
B
cui
C
quam
D
qua

Slide 22 - Quiz

Aanpak
Bekijk getal en geslacht van het relativum =>
zoek het antecedent => 
bekijk de bijzin en de vorm van het relativum=> 
bepaal de naamval van het relativum.

Vertaal met een vorm van die/dat,
denk aan de hulpwoorden bij de genitivus, dativus & ablativus

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Troiani, qui de muros urbis spectabant, equum ligneum videbant : noem getal, geslacht én naamval van het relativum.
De Trojanen, die vanaf de muren van de stad keken, zagen een houten paard.

Slide 26 - Open question

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op,
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde
   getal en geslacht als het
   antecedent (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval
   die nodig is in de bijzin
Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

amicus = vriend
ad = naar
fugere = vluchten (fugi = pf.)
valde = erg
territus = bang
esse = zijn

Slide 27 - Slide

Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

Citeer het relativum uit deze zin.

Slide 28 - Open question

Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

Wat is het getal, geslacht én de naamval van het relativum?

Slide 29 - Open question

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op,
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde
   getal en geslacht als het
   antecedent (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval
   die nodig is in de bijzin
Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

quibus = relativum
              = M/V/O mv. => antecedent amici = M mv
              = abl. = met welke/waarmee

De vrienden, waarmee Aeneas naar Italië vluchtte, waren erg bang.

Slide 30 - Slide

Relativum
in 14A
Bestudeer regel 4, 5, 6, 7, 10, 11 en 12.

Slide 31 - Slide

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Interea Romulus, QUI in Palatino sedebat, Iovem orabat:
A
M, ev, nom
B
V, ev, nom
C
M, ev, acc
D
V, ev, acc

Slide 32 - Quiz

'Iupiter magne, CUI semper multa sacra feci, me nunc iuva.'
A
M, ev, nom
B
M, ev, gen
C
M, ev, dat
D
M, ev, acc

Slide 33 - Quiz

'Iupiter, QUEM semper colui, te oro..'
A
M, ev, nom
B
M, ev, acc
C
V, ev, nom
D
V, ev, acc

Slide 34 - Quiz

Wat is geslacht, getal en naamval van:
muri, QUOS Romulus aedificabat, nondum alti erant.
A
M, mv, nom
B
V, mv, acc
C
M, mv, acc
D
V, ev, acc

Slide 35 - Quiz

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Deinde Romulus Remum, QUI muros transilurerat, iratus necavit.
A
M, ev, nom
B
M, mv, nom
C
M, ev, acc
D
M, ev, abl

Slide 36 - Quiz

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Mox multae gentes, QUAE urbem videre cupiebant, Romam convenerunt.
A
V, ev, nom
B
V, mv, nom
C
O, mv, nom
D
O, mv, acc

Slide 37 - Quiz

Wat is geslacht, getal en naamval van:
'Iupiter, CUIUS templum aedivicavi, audi!'

(Jupiter, wiens tempel ik heb gebouwd, luister!'
A
M, ev, gen
B
V, ev, gen
C
M, ev, dat
D
V, ev, dat

Slide 38 - Quiz

Wat is geslacht, getal en naamval van:
'Venus, CUIUS filius ego sum, audi!'

(Venus, wiens zoon ik ben, luister!'
A
M, ev, nom
B
V, ev, acc
C
O, ev, gen
D
V, ev, gen

Slide 39 - Quiz

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Dei, QUIBUS Romani sacra faciunt, in Olympo habitant.

(De goden, aan wie de Romeinen offers brengen, wonen op de Olympus)
A
nom, mv, M
B
nom, mv, V
C
dat, mv, M
D
abl, mv, M

Slide 40 - Quiz

Aanpak
Bekijk getal en geslacht van het relativum =>
zoek het antecedent => 
bekijk de bijzin en de vorm van het relativum=> 
bepaal de naamval van het relativum.

Vertaal met een vorm van die/dat,
denk aan de hulpwoorden bij de genitivus, dativus & ablativus

Slide 41 - Slide