Een invulopdracht:
1 Dit kamp stond in … (Duitsland / Nederlands-Indië / Polen).
2 Deze vrouw is gevangengezet door de … (Duitsers / Japanners /
Russen).
Kies telkens uit de drie mogelijkheden.
Doe het zo:
zin 1: … (kies uit: Duitsland / Nederlands-Indië / Polen)
zin 2: … (kies uit: Duitsers / Japanners / Russen)