Verwijswoorden: die, dat en wat

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Lesdoel

In deze les: 

Kan je de verwijswoorden die, dat en wat herkennen. 

Kan je in een zin de juiste verwijswoorden opschrijven. 

Theorie

Je schrijft dat: bij alle het-woorden

je schrijft die: bij alle de-woorden (enkelvoud en meervoud)

Je schrijft wat: 

1. na een hele zin
2. iets onbepaalds (iets vaags) (iets, alles, datgene, dat, enige) --> het enige wat ik belangrijk vind
3. een overtreffende trap --> dat is het mooiste wat mij is overkomen

De jongen ..... met Ilona zit te kletsen, heet Leonardo.

1. dat
2. wat
3. die

Waar is mijn fiets? ..... staat buiten.

1. die
2. dat
3. wat

Het kleed ..... daar ligt, is van mijn moeder geweest.

1. wat
2. die
3. wie
4. dat

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. Het enige dat je ziet, is een kale vlakte.
2. Het enige wat je ziet, is een kale vlakte.

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. Niets wat hij je net vertelde, is waar
2. Niets dat hij je net vertelde, is waar.

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. We gingen een film kijken, die zij niet leuk vond.
2. We gingen een film kijken, wat zij niet leuk vond.

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. Dat is het mooiste wat ik ooit heb meegemaakt.
2. Dat is het mooiste dat ik ooit heb meegemaakt.

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. Het laatste dat ik nu kan hebben, is zo'n scheldpartij.
2. Het laatste wat ik nu kan hebben, is zo'n scheldpartij

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

1. Ik haalde een hoog cijfer, wat ik goed kon gebruiken
2. Ik haalde een hoog cijfer, dat ik goed kon gebruiken.

Wanneer schrijf je wat?

Wanneer schrijf je dat en die?