This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Repetitie Elektriciteit 2V
Slide 1 - Slide
Een batterij levert:
A
elektrische energie
B
elektrische geleiding
C
elektrische isolatie
D
elektrische stroming
Slide 2 - Quiz
Hoe groot is de spanning van een stopcontact?
A
6 V
B
110 V
C
220 V
D
230 V
Slide 3 - Quiz
Sahid zegt: ‘Bij een parallelschakeling kun je de lampjes apart aan- en uitdoen.’ Herm zegt: ‘Bij een serieschakeling kun je de lampjes apart aan- en uitdoen.’Wie heeft gelijk?
A
Geen van beiden heeft gelijk
B
Alleen Sahid heeft gelijk
C
Alleen Herm heeft gelijk
D
Sahid en Herm hebben allebei gelijk
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Op de vorige dia waren symbolen te zien. Welk symbool staat voor een stopcontact?
A
Figuur 1
B
Figuur 2
C
Figuur 3
D
Figuur 4
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
In de vorige dia zag je een Ampere meter. Hoeveel Ampere geeft de Ampere meter aan?
A
0,37 A
B
0,43 A
C
3,7 A
D
43 A
Slide 8 - Quiz
Een lampje waarop staat 3 V / 6 W, brandt in een gesloten stroomkring erg fel en gaat na een minuut uit, omdat het lampje doorbrandt. Wat kan er aan de hand zijn?
A
De lamp is aangesloten op een te hoge stroomsterkte
B
De lamp is aangesloten op een te lage stroomsterkte
C
De lamp krijgt een te hoog vermogen
D
De lamp krijgt een te laag vermogen
Slide 9 - Quiz
Sommige stoffen geleiden elektriciteit, andere niet. Bekijk de volgende stoffen: goud – hout – ijzer – koper – lucht – papier – plastic – staal – zeewater. Welke van deze stoffen zijn isolatoren?
Slide 10 - Open question
Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren. Welke stof is een isolator?
A
Aluminium
B
rubber
C
Lood
D
Ijzer
Slide 11 - Quiz
A
1 en 4 zijn van isolerend materiaal
B
2, 5, 6 zijn van isolerend materiaal
C
1,3,6 zijn van isolerend materiaal
D
2,4,5 zijn isolerend materiaal
Slide 12 - Quiz
A
Het zijn allebei parallelschakelingen
B
het zijn allebei serieschakelingen
C
Schakeling 1 is parallelschakeling en 2 is een serieschakeling
D
Schakeling 1 is een serieschakeling en 2 is een parallelschakeling
Slide 13 - Quiz
Carlo draait lampje 2 los. Wat gebeurt er met de andere twee lampjes?
A
Lampje 1 gaat uit en lampje 3 blijft branden
B
Lampje 1 blijft branden en lampje 3 gaat uit
C
Lampje 1 en 3 blijven allebei branden
D
Lampje 1 en 3 gaan allebei uit
Slide 14 - Quiz
Welk symbool gebruik je voor een spanningsmeter?
A
1
B
3
C
4
D
5
Slide 15 - Quiz
Je ziet een schakelschema. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat. Op welke plek(ken) kun je de stroommeter plaatsen? Leg je antwoord uit.
Slide 16 - Open question
Je ziet hier een fietsdynamo waarop 2 lampjes geschakeld zijn. Wat voor schakeling is dit?
A
Serie schakeling
B
Parallelschakeling
Slide 17 - Quiz
In een schakeling is de spanning 6 volt en de stroomsterkte 0,5 A. Wat is het vermogen? Reken op de juiste manier uit (gegeven, gevraagd, formule, uitwerking)!!
Slide 18 - Open question
In de schakeling worden de schakelaars S1 en S3 gesloten.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alleen L1
B
Alleen L2
C
L1 en L2
Slide 19 - Quiz
In de schakeling wordt de
schakelaar S1 gesloten.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alleen L1 en L2
B
Alleen L3 en L4
C
Alle lampjes
D
Geen lampjes
Slide 20 - Quiz
In de schakeling worden de schakelaars S1 en S3 gesloten.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alle lampjes
B
Geen lampjes
C
Alleen L1
D
Alleen L1 en L2
Slide 21 - Quiz
In de schakeling staat
schakelaar S1 in stand 1 en schakelaar S2 ook in stand 1.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alle lampjes
B
Geen lampjes
C
L1, L2 en L4
D
L1 en L2
Slide 22 - Quiz
Bereken in de schakeling
de spanning over de ventilator.
A
0,0625 V
B
16 V
C
36 V
Slide 23 - Quiz
Gegeven is de schakeling hiernaast. Lampje 1 en 2 (L1 en L2) zijn gelijk. Lampje 3 en 4 (L3 en L4) zijn gelijk.
a) Hoeveel stroomsterkte gaat er door Ampèremeter 2?