Hoofdstuk 1.3 - Je inkomsten en uitgaven

Hoe welvarend ben jij?
1.3 Je inkomsten en uitgaven

Pak je boek, rekenmachine en pen 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe welvarend ben jij?
1.3 Je inkomsten en uitgaven

Pak je boek, rekenmachine en pen 

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide


Van de 30 leerlingen in de klas zijn er 17 meisjes. Hoeveel procent van de klas is een meisje?
A
43,3 %
B
56,7 %
C
176,5 %

Slide 3 - Quiz


Ik verdien €2.250. Van mijn loon geef ik €1.250 uit aan een korte vakantie. Hoeveel procent heb ik uitgegeven?

Slide 4 - Open question

Leerdoelen
  • Je kunt uit een begroting conclusies trekken.
  • Je kunt drie soorten inkomens onderscheiden.
  • Je kunt de gezinsuitgaven in drie groepen indelen.
  • Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en omgekeerd.
  • Je kunt een reservering berekenen.




Slide 5 - Slide

Lukt het jou altijd uit te komen met het geld dat je ontvangt (zoals zakgeld of kleedgeld)?
Ja
Nee
Geen ervaring mee

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Video

Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Het Nibud geeft voorlichting over verstandig budgetteren (= je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen).

Hulpmiddel daarbij is een begroting (= een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode).

Info voor jongeren: https://scholieren.nibud.nl/



Aantekening

Slide 8 - Slide

Aantekening

Slide 9 - Slide

Drie soorten uitgaven

  • Dagelijkse uitgaven of huishoudelijke uitgaven: je alledaagse uitgaven.
  • Vaste lasten: uitgaven met een vaste regelmaat, je moet ze bijvoorbeeld elke maand betalen.
  • Incidentele uitgaven: grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.

Aantekening
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Periode omrekenen

Hoe zat het ook alweer?
  • Een maand ≠ vier weken
  • altijd éérst naar 1 jaar
  • 1 jaar = 12 maanden = 52 weken
  • 1 jaar = 4 kwartalen = 3 maanden per kwartaal
Aantekening

Slide 11 - Slide


Je verdient € 25 per week. 
Hoeveel is dat per maand?

Slide 12 - Open question


Je verdient € 2.750 per maand. 
Hoeveel is dat per week?

Slide 13 - Open question


Je krijgt per kwartaal € 750 aan kinderbijslag. 
Hoeveel is dat per maand?

Slide 14 - Open question

Reserveren

Geld opzij zetten voor een grote uitgave. 

Reservering per maand =
benodigd bedrag: aantal maanden
Einde

Slide 15 - Slide

Reserveren

Voorbeeld
Over 18 maanden wordt je 16 jaar en dan wil je een scooter kopen. De scooter kost € 3600.
Hoeveel moet je per maand reserveren?
Einde

Slide 16 - Slide

Maak opdracht 1t/m 11 op blz 18 t/m  21. 

Klaar? 
Dan herhalingsopgaven 14 t/m 20 op blz 29.
Opdracht
timer
5:00

Slide 17 - Slide