Toets Eerste Wereldoorlog & Interbellum (versie A)
Toets Eerste Wereldoorlog & Interbellum
Versie A
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets Eerste Wereldoorlog & Interbellum
Versie A
Slide 1 - Slide
Zet de blauwe vakjes in de juiste chronologische volgorde van oud naar nieuw. Oudst moet links en nieuwer moet rechts.
eenwording van Duitsland
begin Industriële Revolutie
wapenwedloop begint
moordaanslag op Frans Ferdinand
begin v/h moderne imperialisme
Rusland mobiliseert als steunbetuiging aan Servië
Amerika treed toe tot de Eerste Wereldoorlog
Slide 2 - Drag question
Welk land werd als eerste aangevallen tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
Servië
B
België
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Frankrijk
Slide 3 - Quiz
Wie werd de nieuwe president? En hoe heette zijn aanpak van de crisis?
A
Franklin Delano Roosevelt (FDR) & de 'New Steel'
B
Francine Dolena Roosevelt (FDR) & de 'New Wheel'
C
Franklin Delano Roosevelt (FDR) & de 'New Deal'
D
Theodore Roosevelt (TR) & de 'New Deal'
Slide 4 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de volgende omschrijving:
Overdreven trots op de kracht het leger van jouw land en het idee dat oorlog voeren iets goeds/heldhaftig is. Een mooie manier om de superioriteit van jouw leger aan te tonen.
A
nationalisme
B
modern imperialisme
C
totale oorlog
D
militarisme
Slide 5 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de volgende omschrijving:
Een oorlog waar de volledige samenleving door getroffen wordt. De hele bevolking wordt ingezet om de oorlog te kunnen winnen en hierin zijn vaak ook veel burgerslachtoffers te betreuren.
A
Eerste Wereldoorlog
B
modern imperialisme
C
totale oorlog
D
militarisme
Slide 6 - Quiz
Hitler had meer dan 50% van de stemmen behaald.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Wat is het belangrijke verschil tussen het Fascisme en het nationaalsocialisme?
A
Het nazisme was niet totalitair en het fascisme wel
B
Het nazisme was niet militaristisch en het fascisme wel
C
Het fascisme was voorstander van democratie en het nazisme niet
D
Het nazisme geloofde in de rassenleer en het fascisme niet.
Slide 8 - Quiz
Wat was een kolchoz?
A
Een grote collectieve staatsfabriek
B
Een grote collectieve staatsboerderij
C
Een rijke boer die zich verzette tegen collectivisatie
D
Een arbeider die zich verzette tegen collectivisatie
Slide 9 - Quiz
Waarom bleven de Amerikaanse boeren rond begin jaren '30 van de vorige eeuw met overschotten zitten?
A
De Europese boeren gingen eindelijk weer zelf produceren, hierdoor werd er veel minder voedsel gekocht vanuit Europa.
B
De moderniseringen op de landbouw waren gedaan met geleend geld. Dit moesten de boeren terugbetalen en daarom deden ze de prijs van eten omhoog en wilde mensen het niet meer kopen.
C
De Europese boerderijen waren veel moderner en produceerde daarom veel meer, zij konden hierdoor goedkoper hun eten verkopen in Amerika.
D
De mensen hadden in de jaren '20 allemaal koel- en vrieskasten gekocht. Hierdoor konden ze eten beter bewaren en hoefden ze minder weg te gooien. Daarom werd er ook voedsel minder gekocht.
Slide 10 - Quiz
1. Hoe heette de twee bondgenootschappen? 2. Welke landen waren oorspronkelijk lid van deze bondgenootschappen? 3. Welke landen sloten zich later aan of trokken zich terug?
Slide 11 - Open question
Leg twee redenen uit waarom Hitler en de NSDAP erg populair werden begin 1930.
Slide 12 - Open question
Waarom zullen veel Duitsers graag hebben geloofd in de 'dolkstootlegende'? Gebruik in je antwoord de begrippen nationalisme en militarisme.
Slide 13 - Open question
Wat was het doel van Stalin met het invoeren van de planeconomie?
Slide 14 - Open question
Noem drie landen die ontstonden na beëindiging van de Eerste Wereldoorlog
Slide 15 - Open question
Klik op de afbeelding om die te vergroten. 1. Beschrijf de belangrijke beeldelementen die je ziet. 2. Wat probeerde de maker van de spotprent duidelijk te maken?
Slide 16 - Open question
Leg uit waarom veel banken failliet gingen door de 'Beurskrach' van 1929
Slide 17 - Open question
In het Verdrag van Versailles zitten de 'zaden' van de Tweede Wereldoorlog. Leg deze stelling uit.
Slide 18 - Open question
1. Welk gevolg v/d economische groei wordt afgebeeld in deze korte videoclip?
2. Bedenk een logisch verband tussen de economische groei en dit gevolg.
Slide 19 - Open question
Wat was niet kenmerkend voor het communisme onder Stalin?
A
Persoonsverheerlijking van Stalin door middel van standbeelden, posters, video en audio boodschappen
B
Het was een totalitaire dictatuur die in stand bleef door indoctrinatie, propaganda & geweld
C
De vijfjarenplannen die voor de economie werden voorgeschreven
D
Dat hij geloofde in de rassenleer en de vervolging van mensen die hij minderwaardig vond