V5A - 30-01-2023 - Les 25

WELCOME
Today is the 30th of January

The Word of the Day is fortuitous
adjective | for-TOO-uh-tus

"happening by chance or having or showing good luck"

He could not have arrived at a more fortuitous time.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

WELCOME
Today is the 30th of January

The Word of the Day is fortuitous
adjective | for-TOO-uh-tus

"happening by chance or having or showing good luck"

He could not have arrived at a more fortuitous time.

Slide 1 - Slide

TODAY
After this lesson you will
  • ... have studied finish up (in LessonUp)
  • ... have worked on your presentations
  • ... have worked on reading comprehension

Slide 2 - Slide

let's warm up with finish up

Slide 3 - Slide

in dienst hebben
A
to employ
B
to apply
C
to consult
D
to require

Slide 4 - Quiz

vereiste
A
benefit
B
deadlock
C
suitable
D
requirement

Slide 5 - Quiz

overbodig/overtollig
A
redundant
B
superfluous
C
crucial
D
negotiation

Slide 6 - Quiz

vaardigheid
A
benefit
B
outcome
C
skill
D
employee

Slide 7 - Quiz

werknemer
A
employee
B
employer
C
staff
D
unemployed

Slide 8 - Quiz

stage
A
trial period
B
traineeship
C
temp
D
clerk

Slide 9 - Quiz

bevoegdheid
A
trial period
B
compulsion
C
recruitment
D
qualification

Slide 10 - Quiz

bezig/bezet
A
expat
B
temporary
C
engaged
D
on behalf of

Slide 11 - Quiz

opgeven/stoppen met
A
to compel
B
to quit
C
to temp
D
to recruit

Slide 12 - Quiz

fusie
A
merger
B
shift
C
pains
D
assignment

Slide 13 - Quiz

eis
A
assignment
B
demand
C
supervision
D
commitment

Slide 14 - Quiz

toezicht
A
occupation
B
profession
C
supervision
D
commitment

Slide 15 - Quiz

gewend aan
A
accustomed to
B
used to
C
to earn a living
D
to merge

Slide 16 - Quiz

overname
A
takeover
B
assignment
C
profession
D
merger

Slide 17 - Quiz

timmerman
A
carpenter
B
plumber
C
temp
D
trainee

Slide 18 - Quiz

met de hand
A
engagement
B
pains
C
manually
D
responsibility

Slide 19 - Quiz

READING COMPREHENSION
2012-I T7 (Reading on the web is not really reading)

Slide 20 - Slide

VRAAG 18
Which of the following is stated in paragraph 1?
  • lees niet verder dan de eerste alinea
  • markeer signaalwoorden


Slide 21 - Slide

VRAAG 18
Which of the following is stated in paragraph 1?
  • lees niet verder dan de eerste alinea
  • markeer signaalwoorden: even though, and

Waarom zijn de foute antwoorden fout?
Waarom is het goede antwoord goed?

Slide 22 - Slide

VRAAG 19
Vraag over beweringen die overeenstemmen met alinea 2.
  • gebruik zoekwoorden
  • de bewering moet helemaal kloppen
  • markeer signaalwoorden


Slide 23 - Slide

VRAAG 19
Vraag over beweringen die overeenstemmen met alinea 2.
  • Politicians on both sides of the spectrum blame education for the poor economic situation of the US.
  • The Bush government tried to improve school results by institutionalising educational measurement.
  • Emphasis on factual knowledge has impaired American students' capacity to put their knowledge to practical use.


Slide 24 - Slide

VRAAG 20
Gatenvraag over alinea 3.
  • Lees tot het gat + 1 zin.
  • Vertaal eventueel de opties voor jezelf.
  • markeer signaalwoorden


Slide 25 - Slide

VRAAG 20
Gatenvraag over alinea 3.
  • Lees tot het gat + 1 zin.
  • Vertaal eventueel de opties voor jezelf.
  • markeer signaalwoorden: but, in fact


Slide 26 - Slide

VRAAG 21
Deze vraag gaat over de eerste zin van alinea 4. 
  • Kijk naar de strekking van (het begin van deze alinea)
  • Kijk naar de opties (accordingly, however, in reality)
  • Maak de koppeling naar alinea 3


Slide 27 - Slide

VRAAG 21
Deze vraag gaat over de eerste zin van alinea 4. 
  • Kijk naar de strekking van (het begin van deze alinea)
  • Kijk naar de opties (accordingly, however, in reality)
  • Maak de koppeling naar alinea 3


Slide 28 - Slide

VRAAG 22
Gatenvraag in alinea 4.
  • Lees tot het gat + 1 zin.
  • Vertaal eventueel de opties voor jezelf.
  • markeer signaalwoorden


Slide 29 - Slide

VRAAG 22
Gatenvraag in alinea 4.
  • Jonge Amerikanen konden in 2006 Irak niet aanwijzen.
A. Nog belangrijker
B. In schril contrast daarmee
C. Minder veelbelovend.
  • Bijna de helft vindt het niet nodig om te weten waar andere landen (die in het nieuws zijn) liggen).


Slide 30 - Slide

VRAAG 23
Wat is in overeenstemming met de inhoud van alinea 5 en 6.
  • Lees alinea 5 en 6
  • Bestudeer de antwoorden nauwkeurig, alles moet kloppen!


Slide 31 - Slide

VRAAG 23
Wat is in overeenstemming met de inhoud van alinea 5 en 6.
  • Lees alinea 5 en 6
  • Bestudeer de antwoorden nauwkeurig, alles moet kloppen!
  • Waarom zijn A, B en D fout?
  • Waarom is C goed? Waar staat het in de tekst?


Slide 32 - Slide

VRAAG 24
Let op! Een open vraag! Je moet in het Nederlands antwoorden.
  • Wat suggereert de schrijver met die laatste zin van alinea 7?

The document was released in conjunction with the Entertainment Software Corporation, a public relations group promoting video games that has cornered roughly 90 per cent of the $7 billion gaming market worldwide.

Slide 33 - Slide

VRAAG 24
Een antwoord met de volgende strekking:
  • Er zijn commerciële belangen met het rapport gemoeid.

Slide 34 - Slide

VRAAG 25
Op zoek naar overeenstemming met de inhoud van alinea 8:
  • Markeer signaalwoorden
  • Let op woorden die de antwoorden fout maken
  • Wat maakt de foute antwoorden fout
  • Wat maakt het goede antwoord goed?

Slide 35 - Slide

VRAAG 26
Waar heeft de 'subtle factor' mee te maken?
  • Markeer signaalwoorden
  • Grijp terug op de grote lijn van deze tekst

Slide 36 - Slide

VRAAG 26
Waar heeft de 'subtle factor' mee te maken?
  • Markeer signaalwoorden
  • Grijp terug opd e grote lijn van deze tekst.
  • Wat maakt de foute antwoorden fout?
  • Wat maakt het goede antwoord goed?

Slide 37 - Slide

VRAAG 27
Wat laat Emerson's citaat zien m.b.t. de infotainment highway?
  • Markeer signaalwoorden
  • Bestudeer alinea 10

Slide 38 - Slide

VRAAG 27
Wat laat Emerson's citaat zien m.b.t. de infotainment highway?
  • Markeer signaalwoorden
  • Bestudeer alinea 10
  • Wat maakt de foute antwoorden fout?
  • Wat maakt het goede antwoord goed?

Slide 39 - Slide

SPEAKING SKILLS

Slide 40 - Slide