B2j - 2 juni

Goedemorgen


Log alvast in bij LessonUP

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen


Log alvast in bij LessonUP

Slide 1 - Slide

De boswachter legde nieuwe wandelpaden aan en ... enkele paden speciaal voor fietsers.
A
verhardde
B
verharde

Slide 2 - Quiz

Bijna iedereen heeft vroeger postzegels ...
A
verzamelt
B
verzameld

Slide 3 - Quiz

Zij ... vaak via internet.
A
scrabblet
B
scrabbelt
C
scrabbeld
D
scrabbled

Slide 4 - Quiz

Planning

Hoofdstuk 4 (argumenten, feiten en meningen)
We bespreken de tekst over de Nederlandse spelling. 
Hoofdstuk 5

Slide 5 - Slide

Opdracht 5 (blz. 105)

Bespreken antwoorden

Slide 6 - Slide

vraag 7
a mening Van Oostendorp:
We schieten er weinig mee op om ij/ei-klanken door ‘ij’ te vervangen en ou/au-klanken door ‘au’.
WANT
b Uit onderzoek naar de meest voorkomende spelfouten weten we dat ij/ei en au/ou geen struikelblokken zijn. Als je het woord een aantal keer hebt gelezen, belandt het vanzelf in je woordgeheugen.

Slide 7 - Slide

vraag 8
– Mening 1: Je zou bij de ijssalon moeten kunnen kiezen tussen ‘sitroen’ en ‘sjokola’, en in het ziekenhuis moest je bij de ‘sjirurg’ of de ‘ginekoloog’ zijn. (mening van het clubje van de Vlaamse taalkundige Guido Geerts
–Mening 2: Het is beter dat je alle woorden schrijft zoals je ze hoort. (mening van de auteur van de tekst)

Slide 8 - Slide

Wat heb je nu geleerd?

Je kunt onderscheid maken tussen standpunten (meningen) en argumenten.
Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 

Slide 9 - Slide

H1 t/m H4
Kernzinnen
Hoofd - en bijzaken
Tekstverbanden en signaalwoorden
Feiten, meningen en argumenten

Weet je het nog???

Slide 10 - Slide

Wat is het tekstdoel van deze poster?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 11 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen (mening!)

Slide 12 - Quiz

De kernzin is meestal de .. , .. of ... zin van de alinea.

Slide 13 - Open question

Ik ga graag op vakantie naar een warm land als Spanje.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'ook' en 'bovendien'?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 15 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 16 - Quiz

H5 Lezen

Slide 17 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les:
- weet je wat kritisch lezen is en
 - kun de betrouwbaarheid van een tekst vaststellen. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat valt je op als je de twee koppen
met elkaar vergelijkt?

Slide 20 - Mind map

Lees de volgende artikelen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Welke tekst is betrouwbaar en waarom?

Slide 24 - Open question

Hoe kun je controleren
of informatie klopt?

Slide 25 - Mind map

Stelling: 'Een artikel uit het jaar 2004 is betrouwbaar'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Theorie - Kritisch lezen 
Om vast te stellen of een tekst betrouwbaar is, moet je deze tekst kritisch lezen. 

Een tekst kan niet-objectief zijn. Dat wil zeggen dat er informatie wordt weggelaten omdat de auteur daar belang bij heeft. Denk aan een reclamefolder of artikelen in een roddelblad. 

Slide 27 - Slide

Waarom is een roddelblad niet objectief?

Slide 28 - Open question

Informatie in een roddelblad is niet objectief omdat het doel van de tekst is om je te vermaken. Het maakt voor het blad niet uit of het op waarheid gebaseerd is. Zij willen gewoon zo veel mogelijk bladen verkopen. 

Slide 29 - Slide

Stel bij het kritisch lezen van een tekst het volgende vast: 
- Is de auteur deskundig? 
- Is de auteur onpartijdig of heeft hij een bepaald belang? Kun je uit de tekst of hete onderschrift iets afleiden over de opleiding of het beroep van de auteur? 
- Waar en wanneer is de tekst gepubliceerd? 
- Is de informatie in de tekst niet verouderd? 
- Zijn de mensen die geïnterviewd worden betrouwbaar en deskundig? Komen er voor- en tegenstanders aan het woord? 
- Klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg? 
- Zijn de argumenten van de auteur sterk of kun je hier makkelijk iets tegen inbrengen? 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Zelf aan de slag

Maak opdracht 1 (blz. 133)
Klaar? Maak opdracht 2 (vraag 3 t/m 12)

Slide 32 - Slide