Les 1 [HE]

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Les 1 [HE]

(kunnen, o.t.t.)
1. ... du kommen? ... ihr auch kommen?
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(houden van, o.t.t.)
2. Welche Art von Musik ... du? Und welche ...
ihr? Wir ... Hiphop.
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(haben, o.t.t.)
3. ... ihr morgen Zeit? Pia ... keine Zeit. Und du, ... du Zeit?
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(worden, o.t.t.)
4. Wann ... er eigentlich 19? Und wann ... ihr 18? Ich ... im Juni 18.
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(wachten, o.t.t.)
5. Ich ... schon eine Stunde auf sie. ... du auch auf jemand? ... er auch?
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(zijn, o.t.t.)
6. ... du morgen zu Hause? ... ihr auch übermorgen zu Hause? Ja, wir ... zu Hause.
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(lezen, o.t.t.)
7. ... du viel? Arthur ... wenig. Wir ... oft Comics.
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(gehen, o.t.t.)
8. Wohin ... Lena morgen? Wann ... ihr nach Paris? Und wohin ... du?
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(nehmen, o.t.t.)
9. Er ... täglich Tabletten. Ihr ... keine Medikamente, oder? Nein, wir ... nichts.
Scheid antwoorden met een komma en spatie!

(tragen, o.t.t.)
10. Mila ... die schwere Tasche. Du ... sie nie! Gut, dann ... ich sie morgen.
Scheid antwoorden met een komma en spatie!