toetsweek 1 oefenen

toetsweek 1 oefenen
Les indeling:
Est-ce que tu es présent? présente?
Herhalen PPT
lesson up (voorbereiding toetsweek)
grandes lignes oefenen met tekst
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

toetsweek 1 oefenen
Les indeling:
Est-ce que tu es présent? présente?
Herhalen PPT
lesson up (voorbereiding toetsweek)
grandes lignes oefenen met tekst

Slide 1 - Slide

Le premier jour de la semaine est lundi. Je vais à l'école.
A
De tweede dag van de week is dinsdag. Ik ga naar school.
B
De eerste dag van de week is maandag. Ik ga naar school.
C
De tweede dag van de week is dinsdag. Ik ga niet naar school.
D
De eerste dag van de week is maandag. Ik ga niet naar school.

Slide 2 - Quiz

Le premier jour de la semaine est lundi. Je vais à l'école.

Slide 3 - Mind map

Le premier jour de la semaine est mardi.
Je ne vais pas à l école.

Slide 4 - Mind map

De tweede dag vande week is dinsdag.
Ik ga naar school

Slide 5 - Mind map

Le troisième jour de la semaine est mercredi.Je vais à l'école.

A
De derde dag van de week is woensdag. Ik ga naar school.
B
De tweede dag van de week is dinsdag. Ik ga naar school.
C
De derde dag van de week is woensdag. Ik ga niet naar school.
D
De tweede dag van de week is dinsdag. Ik ga niet naar school.

Slide 6 - Quiz

woensdag

Slide 7 - Mind map

vendredi

Slide 8 - Mind map

De vijfde dag van de week is vrijdag.

Slide 9 - Mind map

zondag

Slide 10 - Mind map

De zevende dag van de week is zondag.

Slide 11 - Mind map

Le troisième mois de l'année est mars
A
de tweede maand
B
De vijfde maand van het jaar is mei.
C
De derde maand van het jaar is maart
D
De zesde maand van het jaar is juni

Slide 12 - Quiz

augustus

Slide 13 - Mind map

Le huitième mois de l'année est août.

Slide 14 - Open question

juli

Slide 15 - Mind map

De tiende maand van het jaar is oktober.

Slide 16 - Open question

Le contraire de devant est derrière

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Le contraire de non est oui.

Slide 19 - Open question

Het tegenovergestelde van goed is slecht.

Slide 20 - Open question

Het tegenovergestelde van voor is achter.

Slide 21 - Open question