Dag 8

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Bellen en Mailen

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: 
Bellen en Mailen

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

ingewikkeld
  • iets wat moeilijk te begrijpen, te leren of te doen is
  •  iets wat ingewikkeld is, is moeilijk
  • tegenstelling: eenvoudig
  • Zin: Veel kinderen begrepen de ingewikkelde opdracht niet.
  • Zin: Het is niet zo ingewikkeld als wij denken.

Slide 2 - Slide

onbekend
  • als je niet weet wat of wie het is
  •  iets of iemand die je nog nooit gezien hebt
  • tegenstelling: bekend
  • Zin: De vrouw lijdt aan een onbekende ziekte.
  • Zin: Deze artiest is nog onbekend, niemand kent zijn liedjes.

Slide 3 - Slide

overdag
  • als het licht is, tussen de ochtend en de avond
  •  tegenstelling: 's nachts
  • Zin: Onze kat wil 's nachts naar buiten en ligt overdag te slapen.
  • Zin: Gisteren was het overdag droog, maar vandaag heeft het overdag geregend.

Slide 4 - Slide

vanavond
  • op de avond van deze dag
  • van 18.00 uur tot 24.00 uur
  • Zin: Draait er nog een leuke film vanavond?
  • Zin: Vanavond om 20.00 uur krijgen we visite.

Slide 5 - Slide

vanmorgen
  • op de ochtend van deze dag
  • van 06.00 uur tot 12.00 uur 
  • Zin: Hij heeft vanmorgen een afspraak bij de dokter.
  • Zin: Vanmorgen hebben we woordenschat gedaan van het thema wonen.

Slide 6 - Slide

Wat betekent :
onbekend?
A
dat je weet wie iemand is
B
dat je niet weet wie of wat het is
C
dat je weet wat iets is
D
morgen is het zondag

Slide 7 - Quiz

Wanneer is het vanavond?
A
om 19.30 uur
B
om 01.00 uur
C
om 21.25 uur
D
om 14.10 uur

Slide 8 - Quiz

Wanneer is iets ingewikkeld
A
wanneer je iets begrijpt
B
wanneer je iets moeilijk vindt
C
wanneer je iets niet begrijpt
D
wanneer je iets makkelijk vindt

Slide 9 - Quiz

Maak een zin met vanmorgen

Slide 10 - Mind map

Wanneer is het vandaag?
A
de dag voor morgen
B
de dag na morgen

Slide 11 - Quiz

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

Mijn verjaardag is .................., we gaan taart eten.

Slide 13 - Open question

.................. hebben we sport gehad, maar we hebben weer niet gevoetbald.

Slide 14 - Open question

Deze som is heel ......................., ik begrijp er niets van.

Slide 15 - Open question

Gelukkig schijnt ................ de zon en regent het niet.

Slide 16 - Open question

Er liep een ................... man in onze tuin. Ik heb de politie gebeld.

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
vandaag, vanmorgen, ingewikkeld, overdag en onbekend


Slide 18 - Slide