Objectif : Tu connais la différence entre le futur et le conditionnel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Programme
Objectif : Tu connais la différence entre le futur et le conditionnel
Slide 1 - Slide
Grammaire C : le futur simple et le conditionnel
Hoe maak je een futur simple en een conditionnel? (Met welke stam en welke uitgangen?)
Wat is het verschil tussen de futur simple en de conditionnel?
Slide 2 - Slide
Futur simple (toekomende tijd)
Stam: hele werkwoord
Uitgangen: -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ent (de uitgangen lijken op die van avoir)
Gebruik: om aan te geven dat iets in de toekomst plaats zal vinden (ik zal ...). Le jeudi, je donnerai tout le monde des chocolats.
Slide 3 - Slide
Le conditionnel
Stam: hele werkwoord
Uitgangen: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient (de uitgangen van de imparfait)
Gebruik: uit beleefdheid, bij een voorwaarde, bij een veronderstelling (ik zou ...). Si j'avais l'argent, je donnerais tout le monde des chocolats.
Slide 4 - Slide
Onregelmatige vormen
De uitgangen van de futur simple en de conditionnel blijven altijd hetzelfde.
De stam daarentegen kan soms onregelmatig zijn. Maar: de futur en de conditionnel hebben dezelfde onregelmatige vormen: ser- (être), aur- (avoir), devr- (devoir), fer- (faire), ...
Slide 5 - Slide
Samengevat:
Futur (ik zal ...) en conditionnel (ik zou ...) Hele werkwoord + -ai -ais
-as -ais -a -ait -ons -ions -ez -iez -ont -aient
Slide 6 - Slide
Si + voorwaarde
Zowel de futur simple als de conditionnel kun je in een voorwaarde gebruiken:
Si + présent -> futur simple (meer zekerheid, waarschijnlijk)
Si + imparfait -> conditionnel (minder zekerheid, onwaarschijnlijk)
Slide 7 - Slide
Si j'étais riche, j'achèterais une grande voiture.
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet
Slide 8 - Quiz
Si je fais mes devoirs, je comprendrai mieux le français
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet
Slide 9 - Quiz
Si je suis en retard, je commencerais toujours à transpirer.
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet
Slide 10 - Quiz
Futur simple: vous serez à l'heure ?
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet
Slide 11 - Quiz
Conditionnel: nous voudrons un café s'il vous plaît.
A
Deze zin klopt
B
Deze zin klopt niet
Slide 12 - Quiz
Au travail !
Quoi? Faire exercices 37 et 38 & 39. (LET OP: bij 38b ben je oortjes nodig!)
Avec qui? Individuellement.
Besoin d'aide? Pose tes question à ton voisin ou à la prof.
Temps?
Résultat? Tu auras pratiqué avec le futur simple et le conditionnel.