1.Wk.2.1. Fictie (Wat is fictie / Verteller ) &( Personages.)

Wat is fictie?
Wie is de verteller?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Wat is fictie?
Wie is de verteller?

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • uitleggen wat fictie is.
  • bij teksten onderscheid maken tussen fictie en non-fictie.
  • voorbeelden van fictie en non-fictie in teksten en andere media vinden.
  • zelf fictie schrijven op basis van informatie.

Slide 2 - Slide

Lesdoel
  • de verschillende perspectieven noemen die er mogelijk zijn om een verhaal te vertellen.
  • uitleggen dat het gekozen perspectief belangrijk is voor je lees- of kijkervaring.
  • zelf een scène schrijven waarin twee verschillende perspectieven worden gebruikt.

Slide 3 - Slide

Fictie
Fictie is een verhaal dat zich niet in de realiteit afgespeeld heeft, maar voortkomt uit de fantasie van de auteur (of diens bronnen). 

Slide 4 - Slide

Hoe herken je fictie?
De personen in alle verhalen zijn verzonnen: je kunt ze niet op straat tegenkomen.
De gebeurtenissen in alle verhalen zijn ook verzonnen: je kunt ze niet in de krant lezen.

Slide 5 - Slide

BIOGRAFIE VAN BARACK OBAMA

A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quiz

Wie is de verteller?
In een verhaal is altijd iemand aan het woord die het verhaal vertelt.
Dat is het perspectief – dat betekent: oogpunt of standpunt.
Met 'perspectief' in een boek, film of toneelstuk bedoelen we:
vanuit welk standpunt zie je de gebeurtenissen?

Slide 7 - Slide

Er zijn verschillende perspectieven:

Je ziet alles vanuit het hoofd van een ik-persoon: ik-verhaal.
Je ziet alles door de ogen van een hij/zij-figuur: hij/zij verhaal.
Er is iemand aan het woord die alles van iedereen weet: verhaal met onzichtbare verteller.

Slide 8 - Slide

Een oefening in perspectief
Bekijk een plek bij jou op school eens vanuit twee verschillende perspectieven.
Stel je een drukke ruimte bij jou op school voor, zoals de kantine tijdens de middagpauze. 
Schrijf op wat je gedachten zijn als leerling, wanneer je deze ruimte binnenloopt.
Bijvoorbeeld: Daar loopt mijn vriendin... Ik wil in dat groepje gaan zitten... 
Schrijf nu op wat de gedachten zijn van de volgende personen:
- de directeur
- een bezorgde moeder die haar kind komt halen
Schrijf deze drie gedachten op in een tekstbestand en geef het bestand de naam Perspectief.

Slide 9 - Slide

Denk een momentje na of
je nog vragen hebt?

Slide 10 - Slide

Welke vragen over fictie heb je nog?

Slide 11 - Slide

Zelfstandig aan het werk
Nu ga je aan het werk met taken in VO-Next.

Slide 12 - Slide