Straattaal

     Straattaal
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

     Straattaal

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat valt je op aan het filmpje?
  • Welke woorden ken je?
  • Welke woorden gebruik je zelf wel eens?
  • Welke mensen in je omgeving gebruiken deze woorden nog meer?
  • Hoe noem je deze taal?

Slide 3 - Slide

Lesdoel
  • Aan het einde van de les weet je dat er verschillende vormen van taalgebruik bestaan

Slide 4 - Slide

Is het spreken van straattaal goed of slecht voor je taalontwikkeling? Leg uit!

Slide 5 - Open question

Wat betekent loesoe?

A
Loes
B
weg
C
dronken
D
loens

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'bika'?
A
auto
B
eten
C
fiets
D
drinken

Slide 7 - Quiz

Wat is een
niffo?
A
Nieuwe vrouw
B
Neef / vriend
C
Kat
D
Jointje

Slide 8 - Quiz

Wat is een
dampoe?
A
Mist
B
elektrische sigaret
C
Rookwolk
D
Scheet

Slide 9 - Quiz

Wat is een
fissa?
A
Visje
B
Visa-card
C
Feestje
D
Docente

Slide 10 - Quiz

Hij gooit kaolo veel herres op die chimmies?
A
Hij maakt veel lawaai op z'n drumstel
B
Hij gooit veel afval op straat
C
Hij treitert de chimpansees
D
Hij bezorgt meisjes veel stress

Slide 11 - Quiz

Fakka niffo, hoe is die libi?
A
Zeg vriend, wat heb je met je lip?
B
Dag vriend, hoe gaat het met je?
C
Ben je nu alweer blut?
D
Hoe gaat het met je neef?

Slide 12 - Quiz

Wat betekent: 'ben broko, ah mattie?'
A
Ik ben brak, vriend
B
Ik ben blut, vriend
C
Ik ben gebroken, vriend
D
Ik ben moe, vriend

Slide 13 - Quiz

De leraar werd 'broeia' toen zijn koffiemok werd omgestoten.
'Broeia' betekent?

A
nat
B
boos
C
bedroefd
D
blij

Slide 14 - Quiz

Als je een 'barki' hebt, heb je:
A
€50,-
B
€150
C
€100,-
D
€1000,-

Slide 15 - Quiz

Tel op! Een "doezoe" plus een "barki" plus een "donni" is...?


A
1110
B
110
C
1100
D
111000

Slide 16 - Quiz

De fietsenmaker maakte een 'fatoe'. Wat maakte de fietsenmaker?



A
een fiets
B
een grapje
C
een Facebookbericht
D
een fietsdynamo

Slide 17 - Quiz

Opdracht
1. Schrijf een verhaal in straattaal 

2. Wissel van blaadje met je buurman of buurvrouw en kijk of je elkaars verhaaltje begrijpt.

3. Wat valt op? Moeilijk? Makkelijk?

Slide 18 - Slide