3V Schrijven H4 les 4

Vraag van Myrthe afgelopen vrijdag
Witregels

Plaats in je betoog drie witregels: één na de inleiding, één tussen het tekstdeel met argumenten en het tekstdeel met tegenargumenten, één voor het slot.
 

Spring in bij een nieuwe alinea, maar niet na een witregel.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vraag van Myrthe afgelopen vrijdag
Witregels

Plaats in je betoog drie witregels: één na de inleiding, één tussen het tekstdeel met argumenten en het tekstdeel met tegenargumenten, één voor het slot.
 

Spring in bij een nieuwe alinea, maar niet na een witregel.

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen
Opdracht voor de leerlingen thuis:

Deze vind je nu in de ELO!

Slide 2 - Slide

Programma
Over het huiswerk
Betoogquiz
BOUWPLAN
oefentoets

Slide 3 - Slide

Over het huiswerk
Lezen H5 opdracht 4 vraag 5 t/m 17
- Herkennen van functies van delen van de tekst zorgt ervoor dat je bedoeling van de schrijver beter begrijpt, de structuur beter herkent en zelf ook bewust functies aan eigen tekstdelen kunt geven (bouwplan!).

Grammatica zinsdelen H3 opdracht 1 en 3
- variëren in zinsbouw, zinsvolgorde, enkelvoudige zinnen, samengestelde zinnen, onderschikking, nevenschikking enzovoorts, zorgt ervoor dat jouw tekst aantrekkelijker wordt om te lezen, beter leesbaar wordt en daardoor beter wordt begrepen. Kennis van de mogelijkheden en het toepassen daarvan straalt ook geleerdheid uit. Zorgen voor aandacht, hogere functies, meer geld. 

Formuleren H3 opdracht 1
Kennis van hoe het niet moet, is kennis van hoe het wel moet (of de nieuwsgierigheid daarnaar). 


Heb je het in je schrift gemaakt? Ik stuur de antwoorden via Magister. Vragen zijn altijd welkom. 


Slide 4 - Slide

Betoogquiz

Slide 5 - Slide

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 6 - Slide

Wat is het standpunt van de schrijver?
A
De schrijver vindt dat er minder aan begrijpend lezen moet worden gedaan bij Nederlands.
B
De schrijver vindt begrijpend lezen saai en een nachtmerrie voor veel scholieren.
C
De schrijver vindt dat het leesniveau van leerlingen daalt doordat er veel aandacht wordt besteed aan begrijpend lezen.
D
Ik heb geen flauw idee wat zijn standpunt is.

Slide 7 - Quiz

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 8 - Slide

Welke aanname doet de schrijver in deze eerste alinea?
A
De artikelen die worden gelezen zijn saai.
B
De vragen die worden gesteld zijn saai.
C
Veel scholieren vinden begrijpend lezen een nachtmerrie.
D
Veel aandacht voor begrijpend lezen is slecht voor het leesniveau.

Slide 9 - Quiz

Waarom 'begrijpend lezen' ons slechte lezers maakt
Eerste alinea:
Saaie artikelen lezen, 100 minuten stil zijn en oersaaie vragen beantwoorden: begrijpend lezen is de nachtmerrie van bijna elke middelbare scholier. Bij het vak Nederlands ligt veel nadruk op dit onderdeel, maar het heeft er niet toe geleid dat wij beter zijn gaan lezen. Het is zelfs bar slecht gesteld met het leesniveau van jongeren...

https://www.scholieren.com/blog/waarom-begrijpend-lezen-ons-slechte-lezers-maakt

Slide 10 - Slide

Wat is in een betoog de hoofdgedachte?
A
Het standpunt
B
Het standpunt en een opsomming van de argumenten
C
Een conclusie
D
Het onderwerp in één zin.

Slide 11 - Quiz

Waar of niet waar?

Een tegenargument en een weerlegging vind je in dezelfde alinea.
A
Waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Pakkende titels
Zorg voor elke tekst die je schrijft dat je titel pakkend is!
Of het nou fictie is, informatief of betogend, een pakkende titel heeft alleen maar voordelen!

Slide 13 - Slide

Wanneer is een titel pakkend?
A
Wanneer je uit de titel op kunt maken waar de tekst over gaat.
B
Wanneer de titel een van de deelonderwerpen bespreekt.
C
Wanneer de titel terug te vinden is in de tekst.
D
Wanneer de titel zorgt dat de lezer er iets bij voelt.

Slide 14 - Quiz

Pakkende titels
Zorg dat je provoceert! 
Dat werkt goed als je een reactie uit wil lokken, mensen nieuwsgierig wil maken of tot iets aan wil zetten. 

provoceren: opzettelijk iets doen of zeggen omdat je een reactie wilt uitlokken. Je mag dan best een beetje overdrijven. 

Voorbeelden: 
  •  `Een goede debater laat zich niet provoceren, hij provoceert zelf.`,
  • `Voor sommige vrouwelijke Kamerleden is het een sport om op Prinsjesdag een provocerend hoedje op te zetten.`
  • WAAR WIL JE AAN WERKEN DIT LESUUR?! STUUR EEN MAILTJE, DAN ZORG IK VOOR CONTENT!!!!

Dit is een cadeautje voor de woordenschat ;).

Dus denk bij het maken van een titel aan: hoe lok een reactie uit, hoe wek ik een gevoel op, hoe zorg ik ervoor dat iemand mijn stuk gaat lezen.

Slide 15 - Slide

Bedenk een provocerende titel voor het standpunt:

De overheid moet mensen verplichten om minstens één keer per week vegetarisch te eten.
timer
1:30

Slide 16 - Open question

De overheid moet mensen verplichten om minstens één keer per week vegetarisch te eten.
Titels:
Eet vlees en vernietig de planeet

Eet vegetarisch of verhuis naar Mars

Groen is goed, vlees is vernietigend

Let op: maak je titel niet te lang (geen hele zin). 
 

Slide 17 - Slide

Laatste quizvraag!

Slide 18 - Slide

De bijzaken van een tekst vind je nooit in het middenstuk.
A
Waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

BOUWPLAN
Maak voor je gaat schrijven een bouwplan. Doe dit zo uitgebreid of beknopt als je zelf wilt, maar dit gaat je echt helpen tijdens het schrijven van je betoog. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

oefentoets
Maak de oefentoets op papier of op de computer (let op: in de toetsweek moet je schrijven). 
Minimaal 400 woorden. 

Op school: klaar? Wissel je betoog uit met die van iemand anders en geef elkaar feedback. 
Thuis: lever je betoog in via ELO opdrachten. Je ontvangt in de loop van deze week van mij feedback. 


Slide 22 - Slide