This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Alle levende wezens noemen wij
A
Organismen
B
Organen
C
Orgaan
Slide 1 - Quiz
Een eigenschap van een organisme waaraan je het kunt herkennen noemen wij
A
Een kenmerk
B
Een keurmerk
C
Een herkenning
Slide 2 - Quiz
Wat is een loep?
A
Een vergrootglas
B
Een organisme
C
Een orgaan
Slide 3 - Quiz
Als je een wangslijmcel wil bekijken doe je dit met een
A
Loep
B
Microscoop
Slide 4 - Quiz
Wat je onder een microscoop wilt bekijken heet een
A
Voorwerpglaasje
B
Preparaat
C
Tubus
D
Oculair
Slide 5 - Quiz
1.4 je omgeving waarnemen
Vandaag:
- Herhaling van 1.4
- maken van opdrachten
Slide 6 - Slide
Hoe zoek je de naam op?
Organismen zijn levende wezens.
Als we in de tuin kijken zien we allerlei soorten vogels. Sommige namen ken je niet. Dit kan je opzoeken met een zoekkaart. Er staan vragen op over de kenmerken van het dier. Door goed te kijken en vragen te beantwoorden, vind je de naam.
Slide 7 - Slide
Hoe leg je een ander wat uit?
Goed waarnemen is belangrijk en als je dit in woorden opschrijft of vertelt, heet dat een beschrijving. Je beschrijft de belangrijkste kenmerken. Deze moeten wel heel precies zijn.
Slide 8 - Slide
Natuurgetrouwe tekening
Heel precies tekenen en kleuren
Slide 9 - Slide
Schematische tekening
Alleen wat nodig is om de leerstof te begrijpen. Alle belangrijke onderdelen zijn benoemd.
Slide 10 - Slide
Hoe bekijk je kleine delen van organismen?
Delen van een bloem bekijk je met een loep. Wil je nog kleinere delen bekijken dan gebruik je een microscoop. Je maakt eerst een preparaat. Dat is het deel dat je wilt bekijken. Het preparaat leg je op een voorwerpglaasje.