This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
- Enkelvoud: als het om een persoon of een ding gaat.
- Meervoud: als het om meerdere personen of dingen gaat.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Enkelvoud:
1. de artiest
2. een couplet
3. het orkest
4. de gitaar
5. het bedrijf
Meervoud:
1. de artiesten
2. vijftien coupletten
3. twee orkesten
4. vijf gitaren
5. de bedrijven
Slide 4 - Slide
Zelfstandige naamwoorden met een dubbele klinker
Een zelfstandig naamwoord met een dubbele klinker (aa, ee, oo, uu) in het enkelvoud schrijf je in het meervoud met 1 klinker.
het mengpaneel - de mengpanelen
de boot - de boten
de zaal - de zalen
de toon - de tonen
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Wat is het meervoud van boot
A
boten
B
booten
Slide 7 - Quiz
Wat is het meervoud van de muzieknoot?
A
de muzieknoten
B
de muzieknooten
Slide 8 - Quiz
Wat is het meervoud van plaat
A
platen
B
plaaten
Slide 9 - Quiz
Wat is het meervoud van gitaar?
A
Gitaren
B
Gitaaren
Slide 10 - Quiz
Wat is het meervoud van boom?
A
bomen
B
boomen
Slide 11 - Quiz
Verdubbelaar
Een zelfstandig naamwoord dat in het enkelvoud eindigt op een klinker en een medeklinker krijgt in het meervoud een extra medeklinker. Zo blijft de klank van het zelfstandig naamwoord hetzelfde.
- het muziekstuk - de muziekstukken
- de bas - de bassen
Slide 12 - Slide
Wat is het meervoud van bos?
A
bosen
B
bossen
Slide 13 - Quiz
Wat is het meervoud van schoolvak?
A
schoolvaken
B
schoolvakken
Slide 14 - Quiz
Wat is het meervoud van muzieknoot?
A
muzieknooten
B
muzieknoten
Slide 15 - Quiz
Zelfstandige naamwoorden met -s
Zelfstandige naamwoorden die op -s eindigen krijgen vaak een -z in het meervoud.