Would and used to

Used to + Would
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Used to + Would

Slide 1 - Slide

Used to
Om te zeggen dat iets vroeger gebeurde.

I used to have long hair
(but now I have short hair).
He used to smoke
(but now he doesn't smoke).
They used to live in India
(but now they live in Germany).

Slide 2 - Slide

Used to ......
-Gebruik je voor dingen en situaties die vroeger zo waren, maar nu niet meer.
-Je kunt het gebruiken voor zowel acties (dingen die je deed) als situaties (hoe iets was).
Voorbeeld:
I used to live in Utrecht
(Dit betekent: vroeger woonde ik daar, maar nu niet meer.)


Slide 3 - Slide

Vorm
De vorm 'used to' wordt gebruikt met alle onderwerpen:

I used to live
He/she/it used to live
we used to live
you used to live
they used to live

Slide 4 - Slide

Would 
  • When I was little, I would always wake up early.
  • Every summer, we would go to the beach as a family.
  • We would play outside for hours after school.

Wat valt je op


Slide 5 - Slide

Would
  • Gebruik je voor dingen die vroeger vaak gebeurden.
  • Alleen als het over acties gaat (dingen die je doet).
  • Voorbeeld:
When I was young, I would read a book every evening.
(Dit betekent dat ik dat vaak deed, maar nu niet meer.)

Slide 6 - Slide

Would
Belangrijk:
"Would" gebruik je alleen als iets een actie is (iets wat je doet).
Bijvoorbeeld: spelen, lezen, drinken, reizen.
Gebruik het NIET voor situaties of toestanden. Bijvoorbeeld:
❌ I would be shy.
✅ I used to be shy.

Slide 7 - Slide

als beide kunnen
Als het beide kan:
Bij acties kun je vaak beide gebruiken. Het verschil is vooral de nadruk:
"Used to": Algemeen praten over wat vroeger gebeurde.
👉 "I used to ride my bike to school."
(Ik deed dit vroeger vaak, maar nu niet meer.)

"Would": Specifiek herhalende gewoontes in een verhaal.
👉 "When I was a child, I would ride my bike to school every day."
(Hier klinkt het als een terugkerend deel van een verhaal.)

Slide 8 - Slide

wanneer gebruik je used to
A
Voor iets dat in het verleden regelmatig gebeurde, maar nu niet meer.
B
Voor een situatie of actie die in de toekomst gaat plaatsvinden.
C
Voor een eenmalige gebeurtenis in het verleden.
D
Voor een huidige gewoonte.

Slide 9 - Quiz

Wanneer gebruik je would
A
Voor een actie of gewoonte die in het verleden herhaaldelijk plaatsvond.
B
Voor een situatie of toestand in het verleden.
C
Voor iets dat in het verleden nooit gebeurde.
D
Voor een actie die in de toekomst zal gebeuren.

Slide 10 - Quiz

Deze zin juist of onjuist: I used to play football when I was younger
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

juist of onjuist: She would always have long hair when she was young."
Onjuist
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

juist onjuist: They would go to school by bus every morning.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

juist onjuist: He used to be afraid of dogs, but now he loves them.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Extra tip
Kort samengevat:
Would = Alleen acties in het verleden (wat je deed).
Used to = Voor acties én hoe dingen vroeger waren(toestanden).
Extra tip: Als je twijfelt, kies meestal used to, want dat is makkelijker en vaker juist! 😊

Slide 15 - Slide

NU
Werkblad

Slide 16 - Slide