Huiswerk
1 / 10
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is een lineaire structuur?
A
Het verhaal wordt verteld vanaf het begin.
B
Het verhaal begint in het midden.
C
Het verhaal wordt verteld vanaf het einde.
D
Er worden meerdere verhalen door elkaar verteld.
Slide 2 - Quiz
Wat staat in de inleiding?
A
De titel.
B
Voor wie de tekst bedoeld is.
C
De introductie van het onderwerp.
D
Of je de lezer wilt informeren, overtuigen oid.
Slide 3 - Quiz
Wat is een cirkelstructuur?
A
Het is een rond verhaal.
B
Het verhaal begint in midden en eindigt bij het begin.
C
Het verhaal begint bij het einde daarna volgen gebeurtenissen tot vlak voor het einde..
D
Het verhaal begint en eindigt bij het begin.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent alterneren?
A
Vervoegen.
B
Elkaar afwisselen.
C
Alternatieven zoeken.
D
Animeren.
Slide 5 - Quiz
Wat betekent veganist?
A
Iemand die geen dierlijke producten gebruikt/eet.
B
Een vegetariër.
C
Iemand die geen vis eet.
D
Iemand die geen zuivel eet/drinkt.
Slide 6 - Quiz
Wat is een alternerende structuur?
A
Het verhaal bevat verschillende elementen.
B
Het verhaal begint bij het einde.
C
Het verhaal wordt vanuit verschillende personages verteld..
D
Het verhaal beval geen structuur en bestaat uit afwisselende elementen.
Slide 7 - Quiz
Wat is fragmentarische structuur?
A
Het verhaal begint ergens in het midden.
B
Het verhaal bestaat uit fragmenten.
C
Het verhaal bevat flash backs.
D
Het verhaal bevat flashforwards.
Slide 8 - Quiz
Wat chronologie?
A
Tijd.
B
De volgorde waarin het is gebeurd.
C
Synchroniteit.
D
Een sprong terug in de tijd.
Slide 9 - Quiz
Tekst
