Herhalen Unit 1

Welcome!
Quietly sit down.

Monday the 21st of October
- Revise past simple vs pas continuous
- revise past simple vs present perfect
- Revise articles
- Revise used to and would

1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome!
Quietly sit down.

Monday the 21st of October
- Revise past simple vs pas continuous
- revise past simple vs present perfect
- Revise articles
- Revise used to and would

Slide 1 - Slide

Three options:
1. Join the explanation. 
2. Do a worksheet in silence.
3. Study for the test in silence.

Slide 2 - Slide

Past Simple & Past Continuous
Wie doet er mee?
Meedoen = laptop op tafel

Slide 3 - Slide

Leg de past simple uit in je eigen woorden.

Slide 4 - Open question

Leg de past continuous uit in je eigen woorden

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Fill in the gaps. Use the past simple or past continuous
.... (go / you) to school yesterday?

Slide 7 - Open question

Past Simple / Past Continuous
The internet ___ (not exist) in 1980.
(GEEN AFKORTING!)

Slide 8 - Open question

Past Simple / Past Continuous
What ___ Leo ___ (do) when you ___ (see) him yesterday?

Slide 9 - Open question

Past simple / Past continuous
We ...(have) dinner when the doorbell ...(ring).

Slide 10 - Open question

Use the past simple to fill in the gaps:
She ......................... (study) Russian last year.

Slide 11 - Open question

Past Simple & Present Perfect 
Meedoen = laptop op je tafel. 

Slide 12 - Slide

Leg de Present Perfect uit in je eigen woorden

Slide 13 - Open question

Present Perfect

Slide 14 - Slide



He ________ (cry) when his girlfriend left him, but he's OK now.

Fill in the gap with the correct form of the present perfect or past simple

Slide 15 - Open question

I ______(lose) my keys, can you help me look for them?

Fill in the gap, use past simple or present perfect

Slide 16 - Open question



This wine ________ (be) in the cellar for 15 years. When we take it out and open it, it will taste beautiful!
Fill in the gap with the correct form of the present perfect or past simple

Slide 17 - Open question

present perfect or past simple? Fill in the correct verb form(s). Do not use the short forms:

She ... (not laugh) at the joke he made.

Slide 18 - Open question

Articles
Meedoen = laptop op tafel. 

Slide 19 - Slide

Articles
The / a / an / Ø
GEEN 'the' als je in het algemeen verwijst naar:
- Publiek gebouw  She went to Ø school.
- Een jaargetijde    He loves Ø spring.
- Een maaltijd        I always have Ø breakfast.

Bij de uitdrukkingen:
- To be at ø work
- To go by ø car 
- To dress in ø white

WEL 'the' als je in het specifiek verwijst naar: 
- Publiek gebouw   She is at the library in Bergen.
- Een jaargetijde     He was born in the spring of 2004.
- Een maaltijd         The dinner we had was delicious.
- Na play als je het hebt over muziekinstrumenten
- Bij bepaalde uitdrukkingen: the sooner, the better

GEEN a of an
Bij een beroep dat 1 iemand doet (president, koning, paus, etc.)
He is Ø king of Sweden.

WEL a of an
- Bij een beroep dat meer mensen doen
She is a teacher.

- bij religies
She is a Christian.

Bij de volgende uitdrukkingen: 
- One mile an hour 
- To be in a hurry
- Without a ticket / trace / job


Slide 20 - Slide

Articles stappenplan:
1. Bepaal of je een a / an of the zou invullen.
2. Ga de regels van het gekozen lidwoord langs
      Geen a/an: Bij een beroep dat 1 iemand doet.
      Wel a/an:  bij beroepen die iedereen kan doen & religies.
      Uitzonderingen: x miles an hour,  in a hurry, without a ticket / job / trace

      Geen the: algemene verwijzingen naar een gebouw, jaargetijde of maaltijd
      Wel the: specifieke verwijzingen naar een gebouw, jaargetijde of maaltijd
                        bij play als je het over een muziekinstrument hebt
       Uitzonderingen: to be at work, to go by car, to dress in white, the sooner the better
3. Geen van bovenstaande opties? Vul dan a / an of the in. 
                         



Slide 21 - Slide

Choose the correct article

He was in .... accident, and he broke his arm
A
a
B
an
C
the
D
no article

Slide 22 - Quiz

Choose the correct article

.... hospital over there was built in 2015.
A
a
B
an
C
the
D
no article

Slide 23 - Quiz

Choose the correct article

I love ... summer
A
a
B
an
C
the
D
no article

Slide 24 - Quiz

Choose the correct article

He is .... president of the USA
A
a
B
an
C
niets
D
the

Slide 25 - Quiz

Used to and would

Slide 26 - Slide

Wanneer mag je would gebruiken in plaats van used to?

Slide 27 - Open question

Used to and would
Used to
Gebruik: voor vroegere gewoonten en voor dingen die vroeger zo waren (een bepaalde staat), maar nu niet meer.

Used to + hele werkwoord                I used to be strong. (staat)
                                                                       I used to climb that tree. (gewoontes)
Would
Gebruik: vroegere gewoonten. Om would te gebruiken moet het bekend zijn wanneer in de VT het gebeurde en er moet een action verb zijn. Vaak nostalgisch gebrui.kt

Would + hele werkwoord                  When I was a kid, I would climb that tree (gewoonte).

Slide 28 - Slide

Rewrite the sentence:
Many women wore tight jeans and cowboy boots. USED TO or WOULD

Slide 29 - Open question

Rewrite the sentence:
Tattoos and body piercings were popular back in the day.
USED TO or WOULD

Slide 30 - Open question

Rewrite the sentence:
When he was at school, played football every Saturday"
USED TO or WOULD

Slide 31 - Open question

Next classes
Thursday the 24th of October
Proefwerk unit 1

Friday the 25th of October
Finish reading the Westing Game, and fill in the form in Teams.
Bring your notes to class.


Slide 32 - Slide