28 november

28 november
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

28 november

Slide 1 - Slide

Klokkijken

Slide 2 - Slide

Openingstijden
werken in groepjes
Beantwoord met elkaar de 4 vragen
Schrijf de antwoorden op.

Slide 3 - Slide

Grammatica 6.4


de vrouw        de vrouwen
de man           de mannen
de appel           de appels

Maar: 
het dorp       de dorpen
het jaar          de jaren
het lijstje       de lijstjes


Slide 4 - Slide

Vragen
1. Sara wil op woensdag om negen uur 's avonds boodschappen doen. Kan dat?
2. Johan wil op zondag om half twaalf 's ochtends boodschappen doen. Kan dat?
3. Yara komt op maandag om kwart voor zeven 's avonds thuis. Kan ze nog boodschappen doen?
4. Mevrouw De Jong wil op dinsdag om half acht 's ochtends boodschappen doen. Kan dat?


Slide 5 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de oefeningen af van thema 2
Klaar? Begin met grammatica van Thema 3

Slide 6 - Slide

Boodschappen doen

Amber en Yousef doen samen boodschappen. Ze gaan naar de supermarkt. De supermarkt is niet ver weg. Ze fietsen ernaartoe. Onderweg praten ze over wat ze nodig hebben.
In de supermarkt pakken ze een winkelwagen. Eerst gaan ze naar de groente en fruit. Amber kiest tomaten, komkommers en appels. Yousef pakt bananen en paprika’s. Daarna gaan ze naar het brood. Ze nemen een groot brood mee.
Amber en Yousef kopen ook melk en kaas. Ze stoppen alles in de winkelwagen. Bij het schap met snoep kiest Amber chocola. Yousef wil chips. Ze lachen en nemen allebei iets lekkers mee.
Bij de kassa betalen ze met een pinpas. Daarna fietsen ze samen naar huis. Ze zijn blij met de boodschappen. Thuis gaan ze koken met de verse spullen.

Slide 7 - Slide

Boodschappen doen ( 2)

Amber doet elke week boodschappen. Ze gaat soms naar de markt en soms naar de supermarkt. Vandaag gaat ze naar de markt. De markt is dichtbij haar huis. Ze loopt erheen, want het is lekker weer.
Op de markt zijn veel kraampjes. Amber koopt groente, fruit en brood. Bij de groentekraam koopt ze tomaten en paprika’s. Bij de fruitkraam kiest ze appels en bananen. Het brood haalt ze bij de bakker. Alles is vers en ziet er lekker uit.
Amber kijkt ook bij de kaasboer. Ze koopt een stuk kaas. Bij de bloemenkraam ziet ze mooie bloemen. Ze koopt een bos tulpen voor op tafel. Amber stopt alles in haar boodschappentas.
Na het boodschappen doen loopt ze weer naar huis. Ze is blij met wat ze heeft gekocht. Straks gaat ze iets lekkers koken met de verse spullen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Huiswerk
Ga naar een markt.
Luister naar gesprekken tussen verkopers en klanten.
Schrijf de woorden die je kent op in je telefoon.
Maandag praten we hierover.

Slide 10 - Slide