§4.2 Waar kun je werken?

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Het huiswerk bespreken 4.1
  • Leerdoelen van vandaag
  • Instructie paragraaf 4.2
  • Aan het werk met 4.2
  • Evalueren van de leerdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les ken ik het verschil tussen een vaste en een flexibele baan.
  • Aan het einde van de les weet ik de verschillen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst.
  • Aan het einde van de les ken ik de kenmerken van een eenmanszaak en een vof.
  • Aan het einde van de les ken ik de kenmerken van een bv en een nv.

Slide 3 - Slide

Heb je zekerheid?
Vaste baan
  • arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
  • ontslagbescherming
  • veel zekerheid

Flexibele baan
  • arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd = tijdelijke baan
  • werk als oproepkracht of werk via uitzendbureau
  • weinig zekerheid zzp'er

Slide 4 - Slide

Eigen baas
Zelfstandig ondernemer verdient inkomen met eigen bedrijf.

Voordelen:
  • Alle inkomsten voor jouzelf
  • Zelf bepalen wat je doet, wanneer je werkt, hoe hard je werkt

Slide 5 - Slide

Eigen baas
Risico’s:
  • Te weinig opdrachten --> minder werk en minder inkomen
  • Te veel concurrentie --> te lage prijzen om winst te maken
  • Geen bescherming door werknemersverzekeringen (WW, WIA)

Slide 6 - Slide

ZZP-er
  • Ook zzp’ers hebben vaak weinig zekerheid.

  • Zzp’ers: soms schijnzelfstandigheid:
als ‘zelfstandige’ toch volledig afhankelijk van opdrachtgevers (bijvoorbeeld: pakketbezorgers, maaltijdbezorgers).

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
  • één eigenaar
  • kan wel personeel in dienst hebben
 

Vennootschap onder firma (vof)
  • twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten):
  • taakverdeling
  • samen meer investeren
  • winst verdelen

  • betalen eigenaars over de winst inkomstenbelasting.
  • zijn eigenaars ook met privévermogen aansprakelijk voor schulden van de zaak.

Slide 9 - Slide

Ondernemingsvormen
Besloten vennootschap (bv)
  • één of meer aandeelhouders
  • aandelen niet vrij te verhandelen

Naamloze vennootschap (nv)
  • iedereen kan aandelen kopen
  • aandelen worden op de effectenbeurs verhandeld

Eigenaren zijn de aandeelhouders.
Zij lopen alleen met hun aandeel risico.
Bv en nv betalen over de winst vennootschapsbelasting.
Aandeelhouders behalen rendement door dividend (winstuitkering) of stijging van de aandelenkoers.
 

Slide 10 - Slide

Ondernemingsvormen samengevat
Eigenaar?
Privé aansprakelijk?
Eenmanszak
1 eigenaar
Ja
VOF
2 of meer eigenaren
Ja 
NV
(Onbekende) Aandeelhouders
Nee
BV
Aandeelhouders
Nee

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Stichting
Opgericht voor een bepaald doel.
Bijvoorbeeld:
- ADO in de maatschappij
- SIRE: ideële reclame verzorgen,
- Stichting Beter Leven: opkomen voor dierenwelzijn

Slide 14 - Slide

Stichting
Winst behalen mag geen doel zijn.
Eventuele winst is voor de stichting zelf.
Inkomsten:
  • subsidie, donaties
  • eigen inkomsten zoals: entreegeld, sponsorgeld

Slide 15 - Slide

Ga aan de slag!

Gebruik de rest van de les om 4.2 af te maken 

Klaar? Ga verder met examentraining H3 + H4

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les ken ik het verschil tussen een vaste en een flexibele baan.
  • Aan het einde van de les weet ik de verschillen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst.
  • Aan het einde van de les ken ik de kenmerken van een eenmanszaak en een vof.
  • Aan het einde van de les ken ik de kenmerken van een bv en een nv.

Slide 18 - Slide

Als er een einddatum in je arbeidscontract staat dan heb je een..
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
C
Flexibele baan
D
Deeltijdbaan

Slide 19 - Quiz

Wat is een flexibele baan?
A
Een baan waarin ik mijn eigen werktijd mag indelen
B
Een baan waarin ik moet werken als de baas me oproept.
C
het weekend of doordeweeks moet werken
D
Een baan waarvoor ik niet betaald krijg

Slide 20 - Quiz

Waar heb je als ZZP'er geen recht op en als werknemer in loondienst wel?
A
Salaris
B
Vakantiegeld
C
ww-uitkering
D
Vakantiedagen

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist?
Een zzp-er = eenmanszaak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Bij deze ondernemingsvorm is er één eigenaar, maar kan er wel personeel worden aangenomen.
A
ZZP'er
B
Eenmanszaak
C
BV
D
NV

Slide 23 - Quiz

Wie zijn er aansprakelijk voor de schulden bij een VOF?
A
Een van de eigenaren
B
Degene die de schulden maakt
C
De aandeelhouders
D
Alle eigenaren

Slide 24 - Quiz

Wat is een VOF?
A
meerdere ondernemers samen 1 bedrijf
B
veel aandelen
C
1 bedrijf met 1 eigenaar
D
niet hoofdelijk aansprakelijk

Slide 25 - Quiz

Wat kan een voordeel/ kunnen voordelen zijn met een VOF?
A
Bij ziekte kunnen ze elkaar overnemen
B
Er is maar één iemand die de leiding heeft
C
Ze zijn privé aansprakelijk
D
Je kunt het werk onderling verdelen

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we de volgende ondernemingsvorm: organisaties die zich inzetten voor goede doelen
A
VOF
B
BV
C
NV
D
Stichting

Slide 27 - Quiz

Wat is een verschil tussen een stichting en een bv?
A
Een stichting heeft geen doel, een bv wel.
B
Het doel van een bv is meestal (maximale) winst, het doel van een stichting is niet-commercieel.
C
Een bv is geen rechtspersoon, een stichting is dat wel.
D
Een stichting is geen rechtspersoon, een bv is dat wel.

Slide 28 - Quiz