This lesson contains 11 slides, with text slides.
Woordenschat:
Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden en woorden uit diverse teksten.
Taalbeschouwing:
Je kent het verschil tussen een homoniem en homofoon.
6 opperen = voorstellen
7 vakkundig = met veel kennis van het vak
8 feilloos = zonder fouten
9 ontdoen van = eraf halen
10 exporteren = verkopen aanandere landen
1a twee zinnen met het woord 'maat'
1b twee zinnen met het woord 'stam'
1c twee zinnen met het woord 'kraan'
1d twee zinnen met het woord 'das'
1 Een zin met 'zij'
2 Een zin met 'lag'
3 Een zin met 'bot'
4 Een zin met 'jouw'
5 Een zin met 'pond'
6 Een zin met 'ligt'
7 Een zin met 'ijs'
8 Een zin met 'eendje'