Schrijf individueel op:
a. 3 begrippen die je hebt geleerd bij taal, 3 bij rekenen en 3 bij geschiedenis.
Bespreek samen en schrijf je antwoord op:
b. Welke begrippen kent iedereen in het groepje? Welke niet? Noteer beide in een kolom.
c. Wat is er fijn aan om samen dezelfde kennis te hebben?
d. Waarom is dat ook fijn voor jullie docenten? Licht je antwoord toe.