werkwoorden

• Alfabetisering NT2
• Basisschool
• Groep 1

Werkwoorden

werkwoorden

drinken

ik drink

jij drinkt

hij drinkt

zij drinkt

wij drinken

jullie drinken

zij drinken

drinken

ik drink ( - en )

jij drinkt ( ik + t )

hij drinkt ( ik+ t)

zij drinkt ( ik + t )

wij drinken ( hele werkwoord )

jullie drinken ( hele werkwoord )

zij drinken ( hele werkwoord )

lachen
ik........................

lachen
wij.........................

lachen
hij ..........................

lopen

ik loop ( niet ik lop )

jij loopt

hij loopt

zij loopt

wij lopen

jullie lopen

zij lopen

eten
wij..................

1. eet
2. et
3. eten

fietsen
jij ..........................

1. fiets
2. fietst
3. fietsen

zwemmen
ik ......................

1. zwem
2. zwemt
3. zwemmen

slaap
Het meisje ..........................

1. slaap
2. slap
3. slaapt
4. slapen

poepen
De hond................... in het gras

1. poep
2. poept
3. poepen

lezen
De leerlingen ...................... in het boek.

1. lees
2. leest
3. lez
4. lezen

schrijven
Ik ................. jou een brief

1. schrijv
2. schrijf
3. schrijft
4. schrijven

rijden
De vrouw........................ in de auto.

1. rijd
2. rijdt
3. rijden

Werkwoorden

Wat is het werkwoord?

Ik loop op de stoep.

werkwoord: loop

Wat is het werkwoord?

Ik zing een mooi liedje.

1. ik
2. zing
3. een mooi liedje

Ik eet vandaag pannekoeken.

1. ik
2. vandaag
3. pannekoeken
4. eet

Wij lachen om een grapje.

1. grapje
2. lachen
3. wij

De docenten gaan naar huis.

1. de docenten
2. naar huis
3. gaan

De sleutel ligt op de tafel

1. ligt
2. op de tafel
3. de sleutel

Ik fiets naar de supermarkt.

1. ik
2. fiets
3. de supermarkt

Ik weet wat een werkwoord is.

😒🙁😐🙂😃