Formulier staat op Padlet!
B: je lekkere koffie kunt kopen
Voorbeeld:
(A) Ik weet al waar.........................(C) je lekkere koffie kunt kopen
(A) Waar........................(C)kun je lekkere koffie kopen?
(A) Je zou het niet verwachten maar in Iran......................... ((C)kun je lekkere koffie kopen