Meervoudsvormen herhalen

Thema 5: het meervoud
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 5: het meervoud

Slide 1 - Slide

Hoe maak je het meervoud?
- Zet '-en' achter het woord. 1 boek, twee boeken

- Korte klank? 1 letter erbij! 1 pen, twee pennen.

- Lange klank? 1 klinker eraf! 1 muur, twee muren. 

- Lange klank met f? f --> v! 1 neef, twee neven. 

- Lange klank met s? s --> z! 1 huis, twee huizen. 

- Twee lettergrepen, eindigt op -e, -en, -el, -er? Zet '-s' erachter! 1 dokter, twee dokters. 

Slide 2 - Slide

Kies het goede antwoord: welk meervoud is goed?

Slide 3 - Slide

1 pet, 8 .....
A
peten
B
petten
C
pets
D
peten

Slide 4 - Quiz

1 bloemkool, 8 ....
A
bloemkools
B
bloemkoolen
C
bloemkols
D
bloemkolen

Slide 5 - Quiz

1 hoef, 4 .....
A
hoefens
B
hoefs
C
hoeven
D
hoeffen

Slide 6 - Quiz

1 kaart, 10
A
kaarts
B
karten
C
kaarten
D
kaartten

Slide 7 - Quiz

1 kaas, 4
A
kazen
B
kassen
C
kaasen
D
kaases

Slide 8 - Quiz

1 jongen, 42 ......
A
jongenen
B
jonggen
C
jonggenen
D
jongens

Slide 9 - Quiz

Volgende vragen: maak de zin meervoud. 

Voorbeeld: 8 (vrouw) drinken uit de 8 (beker). 

Antwoord: 8 vrouwen drinken uit de 8 bekers. 

Slide 10 - Slide

Maak een goede zin:
8 (hond) zitten op 2 (bed)

Slide 11 - Open question

Maak een goede zin:
10 (man) zoeken de 23 (sleutel)

Slide 12 - Open question

Maak een zin in meervoud:
50 (jongen) lopen tussen de 12 (boom)

Slide 13 - Open question

Maak een zin in meervoud:
7 (muis) eten van de 3 (kaas)

Slide 14 - Open question

Maak een zin met meervoud:
De 2 (schoen) hebben 2 (zool)

Slide 15 - Open question

Laatste vraag:
Maak 3 korte zinnen met meervoud. 
De zinnen moeten waar zijn!
Bijvoorbeeld:
Ik heb 2 broertjes. Zij zijn studenten. Zij hebben veel boeken.

Slide 16 - Slide

Maak drie korte zinnen met meervoud

Slide 17 - Open question