SV H2 Getallen

Samenvatting
H2 Getallen 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Voortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 33 slides, with text slides.

Items in this lesson

Samenvatting
H2 Getallen 

Slide 1 - Slide

2.1 Getallen

Slide 2 - Slide

Waarde van cijfers


Wat is de waarde van onderstaande cijfers? 

 4263,75

Slide 3 - Slide

4263,75

Slide 4 - Slide

Grote getallen
Hoe schrijf ik het getal 15 000 000 000 in woorden? 


Hoe schrijf ik het getal 8,6 miljoen in cijfers?

Slide 5 - Slide

Delers
Waar kun je het getal 24 door delen?

Waar kun je het getal 12 allemaal door delen?

Wie kan een deelsom bedenken?

Slide 6 - Slide

Veelvouden
Wat gebruiken we bij veelvouden? 

Wat is het 1e veelvoud van 6?

Wat is het 6e veelvoud van 6?

Slide 7 - Slide

Even of oneven
Wanneer is een getal even?

2.896

14.779

33.333.338

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Decimale getallen
Wat zijn decimalen?

Wie kan een voorbeeld bedenken van een decimaal getal?

Wie kan een voorbeeld bedenken van een heel getal?

Slide 10 - Slide

2.2 Afronden

Slide 11 - Slide

Afronden 
10,72864 > hoe rond ik dit af op 2 decimalen? 
 

2,356 > hoe rond ik dit af op 1 decimaal?

Slide 12 - Slide

Opdracht 1

Rond af op 2 decimalen

2,6745

Slide 13 - Slide

Afronden op ronde getallen
Hoe rond ik 867 af op honderdtallen?


Hoe rond ik 45.497 af op duizendtallen? 

Slide 14 - Slide

Opdracht 2

Rond af op duizendtallen

34364

Slide 15 - Slide

2.3 Afronden in de praktijk

Slide 16 - Slide

Afronden in de praktijk

Linda trakteert haar klasgenoten en de docent op een zakje pepernoten. Zij zit in een klas van 18 leerlingen. In een doos zitten 6 zakjes pepernoten. 

Hoeveel dozen koopt Linda?


Slide 17 - Slide

Uitwerking 
18 leerlingen + 1 docent = 19

Ze is 19 : 6 = 3,166... dozen nodig.
Ze koopt 4 dozen. 

Slide 18 - Slide

Opdracht 3

Op de begane grond wachten 23 personen voor een lift. Per keer kunnen er 7 personen mee. 

Hoeveel keer moet de lift omhoog om iedereen op de juiste verdieping te krijgen?

Slide 19 - Slide

Afronden in de praktijk
Job doet boodschappen. Op de kassa staat 7,43 euro. Job betaalt contant. 

Welk bedrag moet hij betalen? 

Slide 20 - Slide

Opdracht 4

Melissa koopt 3 kg aardappelen. De aardappelen kosten 1,22 euro per kg. Zij betaalt contant.

Hoeveel moet ze betalen?

Slide 21 - Slide

2.4 Groter, kleiner of gelijk

Slide 22 - Slide

Welk getal wil de krokodil?

Slide 23 - Slide

Groter, kleiner of gelijk
Wat is het teken voor groter dan?

Wat is het teken voor kleiner dan?

Wat is het teken voor gelijk?

Slide 24 - Slide

Wat moet er op de plek van de puntjes?



3,69 ... 3,7

12,43 ... 6,999

16 : 32 ... 0,51

Slide 25 - Slide

Opdracht 5

Wat moet er op de plek van de puntjes?

 
12 + 18 ... 31
7 x 4 ... 60 : 2
3,49 ... 3,5

Slide 26 - Slide

2.5 Verhoudingstabellen

Slide 27 - Slide

Maak de zin af
Algemene regel bij verhoudingstabellen is: 

"Wat je boven doet ................"



Denk aan het opschrijven van de stapjes!

Slide 28 - Slide

Voorbeeld

Slide 29 - Slide

Opdracht 6 
Hoeveel kosten 7 sinaasappelen?

Slide 30 - Slide

Prijs berekenen

Slide 31 - Slide

Opdracht 7
Voor 5 ananassen betaal je 9,95 euro. Hoeveel kosten 3 ananassen? Gebruik de verhoudingstabel. 


Slide 32 - Slide

Zijn er nog vragen?

Slide 33 - Slide