This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Hoeveel vakken volgen wij?
A
11
B
16
C
13
D
17
Slide 1 - Quiz
DA informatieavond
23B
Slide 2 - Slide
Waar staat DA voor?
A
Doktersassistent
B
Dokters adviseur
C
Doktersassistente
D
Drogist assistent
Slide 3 - Quiz
Hoeveel SLBER's hebben wij als klas en hoe heten ze?
A
Diana, Sylvia en Claudia
B
Johannes en Coby
C
Johannes en Claudia
D
Claudia en Coby
Slide 4 - Quiz
Waar denken jullie aan bij het beroep Doktersassistent?
Slide 5 - Open question
Waar staat de afkorting MTH voor?
A
Maatschappelijk handelen
B
Maatschappelijk ter hoor
C
Medisch technisch handelen
D
Medicatie, toedienen en handelen
Slide 6 - Quiz
Wat denken jullie dat het woord triage betekent?
Slide 7 - Open question
Welke urgentie hoort bij de juiste codering?
U1
U2
U3
U4
U5
Spoed
Spoedvisite
Binnen 2 uren afspraak
Binnen 24 uur afspraak
Advies
Slide 8 - Drag question
Wat leren wij bij het vak AFP?
A
Anatomie, fysiologie en pathologie
B
Geneesmiddelen
C
Anatomie, fysiologie en pyschologie
D
Patientencontact
Slide 9 - Quiz
Anatomie betekent: het bestuderen van de bouw van het menselijk lichaam.
Fysiologie: bestudeert het normale functioneren van de onderdelen van het menselijk lichaam,
Pathologie: ziekteleer
Wat houdt Anatomie, fysiologie en pathologie eigenlijk in?
Anatomie: het bestuderen van de bouw van het menselijk lichaam. Fysiologie: bestudeert het normale functioneren van de onderdelen van het menselijk lichaam, Pathologie: ziekteleer
Slide 10 - Slide
Wat leren we bij het vak FPZ?
A
Gezondheidsleer
B
Medisch engels
C
Geneesmiddelenkennis
D
Functies van het lichaam
Slide 11 - Quiz
Hoe heet dit instrument?
A
Stethoscoop
B
Otoscoop
C
Endoscoop
D
Trompet
Slide 12 - Quiz
Hoeveel botten heeft het menselijk lichaam?
A
156
B
106
C
206
D
208
Slide 13 - Quiz
Hoeveel spieren heeft het menselijk lichaam?
A
538
B
583
C
358
D
566
Slide 14 - Quiz
Wat denken jullie wat hypertensie is?
A
Hoge suikerspiegel
B
Hoge bloeddruk
C
Lage bloeddruk
D
Lage suikerspiegel
Slide 15 - Quiz
Wat betekent bacteriostatisch?
A
Bacteriegroeiremmend
B
Geen bacterie aanwezig
C
Staafvormige bacterie
D
Bacteriedodend
Slide 16 - Quiz
Wat is een cerumen lavage?
A
Oorontsteking
B
Bloeddruk meten
C
Oren uitspuiten
D
Oogontsteking
Slide 17 - Quiz
Wat betekent Bursitis?
A
Infectie van kraakbeen
B
Ontsteking van de slijmbeurs
C
Spierziekte
D
Zenuwen
Slide 18 - Quiz
Wat is mictiedrang?
A
Gevoel dat je moet plassen
B
Gevoel dat je moet overgeven
C
Gevoel dat je moet poepen
D
Gevoel dat je moet eten
Slide 19 - Quiz
Welke manier van temperatuur opmeten is het meest betrouwbaar