What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandig naamwoord
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
NT2
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zelfstandig naamwoord
Slide 1 - Slide
Weet je het nog?
Als je snel boos wordt, dan heb je een...
Slide 2 - Open question
Doel van de les:
- Je weet wat een zelfstandig naamwoord is (znw).
- Je kan het znw in de zin aanwijzen.
Slide 3 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Alle woorden met 'de' en 'het' (lidwoorden)
Mensen: de man, de bakker, het kind
Dieren: het paard, de koe, de kat
Dingen: de tafel, het bord, de vork
Slide 4 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Ook namen
Van mensen: Obada, Mayling, Stasya, januari
Van plaatsen/landen: Rotterdam, Thailand, Polen
Deze woorden zijn niet met 'de' of 'het', maar het zijn wel zelfstandige naamwoorden. Ze beginnen altijd met een hoofdletter!
Slide 5 - Slide
de kikker
de automonteur
Kijkduin
de mixer
Mens
Dier
Ding
Naam
Slide 6 - Drag question
Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
kleine
B
straat
C
Parijs
D
bakker
Slide 7 - Quiz
Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
kalender
B
muur
C
kast
D
dure
Slide 8 - Quiz
Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
Franeker
B
vandaag
C
doekje
D
bladeren
Slide 9 - Quiz
Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
Stockholm
B
potlood
C
buiten
D
Marieke
Slide 10 - Quiz
Wat is niet een zelfstandig naamwoord?
A
thee
B
toetsenbord
C
Pieter
D
lopen
Slide 11 - Quiz
Samenstellingen
Je kunt soms 2 zelfstandige naamwoorden aan elkaar plakken zodat het 1 woord wordt: een samenstelling.
voet+bal = voetbal
bad+kamer = badkamer
kast+deur+sleutel = kastdeursleutel
Slide 12 - Slide
Rug
Fiets
Hand
Stoom
zak
sleutel
doek
boot
Slide 13 - Drag question
+
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
+
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
+
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
+
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
+
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
De of het?
Soms maak je een samenstelling met een de-woord en een het-woord. Welk lidwoord moet je dan gebruiken voor de samenstelling?
Kijk naar het achterste woord.
het fruit + de schaal = de fruitschaal
de fiets + het pad = het fietspad
Slide 24 - Slide
Zakmes
De zak
Het mes
A
De
B
Het
Slide 25 - Quiz
Zandbak
Het zand
De bak
A
De
B
Het
Slide 26 - Quiz
Zeilboot
Het zeil
De boot
A
De
B
Het
Slide 27 - Quiz
Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren of dingen
Met 'de' of 'het'
Namen (beginnen met een hoofdletter)
Samenstellingen: 2 zelfstandige naamwoorden samen
De of het? Kijk naar het 2e woord
Slide 28 - Slide
timer
1:00
Maak zelf samenstellingen*
Slide 29 - Mind map
Ik begrijp wat een zelfstandig naamwoord is
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 30 - Poll
Ik begrijp wat samenstellingen zijn
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 31 - Poll
More lessons like this
A-geel: samenstellingen
June 2023
- Lesson with
30 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Zelfstandige naamwoorden
July 2024
- Lesson with
30 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Op schrift 6: uitnodiging -> samenstellingen
December 2023
- Lesson with
19 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
CP4 herhaling H4 'over de schreef'
December 2023
- Lesson with
37 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
hfdst7samenstelling
January 2024
- Lesson with
26 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
D3 woordenschat h4, samenstellingen (week 6, les 1)
October 2021
- Lesson with
39 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Zelfstandig naamwoorden en lidwoorden (mv en verkl.w)
December 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
K1 lidwoorden en zelfstandig naamwoord (Lernliste)
September 2019
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1