Klas 2 Spelling: Bijvoeglijk naamwoord deel 2

Spelling
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

Planning:

  • Uitleg PTO
  • Uitleg spelling: bijvoeglijke naamwoorden
  • Zelf werken
  • Quiz

Slide 2 - Slide

PTO
Planning Toetsing Onderbouw

Slide 3 - Slide


Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • Je leert wat een bijvoegelijk naamwoord is en hoe je de lange en korte vorm moet spellen.
  • Je leert wat een stoffelijk bijvoegelijk naamwoord is en hoe je deze moet spellen.

Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 5 - Open question


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).

  • C2C is een leuke klas.
  • Die grappige Eli weet het altijd beter.
  • Ons vakantiehuis is prachtig.

Slide 6 - Slide


Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).

  • Een leuke klas / De klas is leuk.
  • De grappige jongen / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 7 - Slide

De tas is (....)

bijv. nw: groen

Slide 8 - Open question

De (...) tas.

bijv. nw: groen

Slide 9 - Open question


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?







Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje                      Een mooie jongen

Een groot huis                          Een grote flat

Waarom is dat?

Slide 10 - Slide


Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Kort:
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is)
     Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
     Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.

Lang:
  • Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
     De grote jongen // Het mooie gerecht
  • Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
     Een leuke vriendin // Een fantastische show
  • Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.
     Slimme leerlingen // Grote groepen

Slide 11 - Slide


Hoe schrijf je de lange vorm?



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
De lange vorm:
  • Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne


  • Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
  • Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.​
  • Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze

Slide 12 - Slide

Om bij het (..1..) huis te komen, moesten we over een (..2..) brug lopen, voorbij de (..3..) boom.

bijv. nw: 1 scheef, 2 glad, 3 krom

Slide 13 - Open question


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord



Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.

  • De gouden beker
  • De papieren versie
  • Het katoenen shirtje
  • De wollen sjaal

Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.

  • De plastic stoel
  • De suède jas
  • De corduroy broek

Slide 14 - Slide

Beschrijf wat jij aan hebt.

Gebruik 2 stoffelijk bijvoegelijk naamwoorden.

Slide 15 - Open question


Aan de slag!




Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Cursus 5 § 4 bijvoegelijk naamwoorden

Maak Zelfstandig opdracht 1,2,3 en 5 
Maak SAMEN opdracht 6 en 7

Stel vragen als je fouten maakt die je niet begrijpt. 
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Ik kan een bijvoeglijk naamwoord herkennen en goed spellen

Slide 17 - Poll

Spelling - bijvoeglijk naamwoord
QUIZ 

Slide 18 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
grootte
D
groot

Slide 19 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 20 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke
D
drukken

Slide 21 - Quiz

Evaluatie: ik beheers de spelling van bijvoeglijk naamwoorden...
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll