Hoofdstuk 4 - Kort project dagboekverslag

Nederlands

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Lezen 
timer
5:00

Slide 2 - Slide


Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley

Slide 3 - Quiz

Programma:
  • Terugblik; check je kennis
  • Uitleg project
  • Uitleg - lezen
  • Zelfstandige verwerking

Lesvragen:
  1. Wat zijn tekstdoelen?
  2. Hoe spel ik zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 4 - Slide


Wat is een tekstdoel?

Leg je antwoord uit door een voorbeeld te geven.

Slide 5 - Open question

Welke afbeelding hoort bij welk tekstdoel?
Amuseren

Informeren

activeren

Slide 6 - Drag question

Project dagboek - hoofdstuk 4
Les
Wat gaan we doen:
Resultaat (wat heb je af)
week 13
- 28/03
Uitleg tekstdoelen
Uitleg project
Brainstorm 
Brainstorm en idee wat je waarover je wilt gaan schrijven
week 14
- 2/4
- 4/4
Les 1:
Uitleg verleden tijd
Oefenen verleden tijd

Les 2:
Nieuwe woorden
Nieuwe woorden oefenen
Kladversie van je eerste alinea in de verleden tijd

Kladversie van je tweede alinea (met nieuwe woorden)
week 15
- 9/4
- 11/4
Les 1:
Pas op de plaats; feedback verzamelen

Les 2:
Schrijven van de definitieve versie;
Voorlezen in de klas. 
Feedback verzamelen en geven

Definitieve versie afmaken en voorlezen in de klas

Slide 7 - Slide

Dagboek verhalen bekende voorbeelden
Bij een dagboek verhaal noteer je de datum
Je mag ervoor kiezen je dagboek een naam te geven.
Sommige mensen doen dit, zodat ze naar iemand kunnen schrijven.
In een dagboek verhaal schrijf je over jezelf. 
Je schrijft in de 'ik-vorm'

Slide 8 - Slide

  • Wat voor soort tekst is dit?
  • Wat is het onderwerp van de tekst?
  • Wat is het tekstdoel van deze tekst?
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Schipbreuk
(Els Visser)

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Slide

Opdracht:

Schrijf een verzonnen (fictief) dagboek verslag over een spannende gebeurtenis. 


Dagboek verhaal schrijven

Een dagboek is een persoonlijk verslag van wat er op een dag gebeurd is. Een dagboek bestaat uit losse stukjes tekst.

Stap 1:
Maak een woordspin om te brainstormen, wat heb jij zogenaamd meegemaakt? Gebruik de 5W en H vragen.


Stap 3:
Begin met de datum

Stap 3: 
Stel voor je dat het verhaal echt hebt meegemaakt (schrijf vanuit de ik-vorm) en begin met schrijven. Beschrijf ook wat je ziet (bijvoorbeeld hoge golven) en wat je voelt (bijvoorbeeld ijskoud water)
komma's
Gebruik een komma:
- Tussen opsommingen
bijvoorbeeld: ik heb vandaag: Nederlands, wiskunde en gym.

Na woorden zoals:
want, maar, omdat, doordat
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Hoe
timer
5:00
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2

Slide 12 - Slide

Project dagboek - hoofdstuk 4
Les
Wat gaan we doen:
Resultaat (wat heb je af)
week 13
- 28/03
Uitleg tekstdoelen
Uitleg project
Brainstorm 
Brainstorm en idee wat je waarover je wilt gaan schrijven
week 14
- 2/4
- 4/4
Uitleg verleden tijd
Oefenen verleden tijd

Nieuwe woorden
Nieuwe woorden oefenen
Kladversie van je eerste alinea in de verleden tijd

Kladversie van je tweede alinea (met nieuwe woorden)
week 15
- 9/4
- 11/4
Pas op de plaats; feedback verzamelen

Schrijven van de definitieve versie;
Voorlezen in de klas. 
Feedback verzamelen en geven

Definitieve versie afmaken en voorlezen in de klas

Slide 13 - Slide

Opdracht:

Schrijf een verzonnen (fictief) dagboek verslag over een spannende gebeurtenis. Gebruik zoveel mogelijk woorden uit woorden 1 en 2 (hoofdstuk 4) 

Let ook op:
hoofdletters, punten en komma's.



Dagboek verhaal schrijven

Een dagboek is een persoonlijk verslag van wat er op een dag gebeurd is. Een dagboek bestaat uit losse stukjes tekst.

Stap 1:
Maak een woordspin om te brainstormen, wat heb jij zogenaamd meegemaakt? Gebruik de 5W en H vragen.
Bekijk ook welke woorden uit woorden 1 en 2 je wilt gebruiken.

Stap 3:
Begin met de datum

Stap 3: 
Stel voor je dat het verhaal echt hebt meegemaakt (schrijf vanuit de ik-vorm) en begin met schrijven. Beschrijf ook wat je ziet (bijvoorbeeld hoge golven) en wat je voelt (bijvoorbeeld ijskoud water)
komma's
Gebruik een komma:
- Tussen opsommingen
bijvoorbeeld: ik heb vandaag: Nederlands, wiskunde en gym.

Na woorden zoals:
want, maar, omdat, doordat
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Hoe
timer
5:00
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2

Slide 14 - Slide

Klaar, ga voor extra uitdaging en verwerk signaalwoorden in de tekst
Succescriteria:
Kan jij al achter ieder punt een vinkje plaatsen?


Slide 15 - Slide