rangtelwoorden, futur, ww -ir, toetsing U9

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui, nous allons

• Répéter les nombres ordinaux (de rangtelwoorden).
  Le but: je kent de rangtelwoorden in het Frans. 
• Traiter le futur proche.
  Le but: je kunt aangeven dat er iets in de toekomst zal gebeuren.
• Traiter les verbes réguliers en -ir
  Le but: je kunt regelmatige werkwoorden die eindigen op -ir vervoegen.

Les nombres ordinaux

Les nombres ordinaux

• Je maakt een rangtelwoord door achter het hoofdtelwoord 'ième' te zetten.
• Als een hoofdtelwoord eindigt op een 'e' dan valt deze 'e' weg. Bijvoorbeeld: quatre -> quatrième (en niet quatreième).
• Uitzonderingen:
  un - premier, première
  cinq -> cinquième
  neuf -> neuvième

Het rangtelwoord vorm je door achter het hoofdtelwoord .......... te zetten.

1. ème
2. eième
3. ième
4. aime

derde

1. troisième
2. troizième
3. treizième
4. treizeième

negende

1. huitième
2. neuvième
3. neufième
4. neuvème

la quatrième personne.

1. de vierde persoon
2. de veertiende persoon
3. de vijfde persoon
4. de derde persoon

vijfde

1. cinqième
2. quatrième
3. cinquème
4. cinquième

Le futur proche

Le futur proche

Ik ga werken

Jij gaat zwemmen

Hij gaat dansen

Wij gaan eten

U gaat slapen

Zij gaan drinken

Le futur proche

Aller + infinitif (hele werkwoord)

Je vais travailler

Tu vas nager

Il va danser

Nous allons manger

Vous allez dormir

Ils vont boire

futur proche

Futur proche = aller + infinitif

parler
ils, futur proche

attendre, futur proche:
nous ...

futur proche
arriver: tu

boire, futur proche:
il ...

Les verbes réguliers en -ir

Finir

choisir

réfléchir

remplir

P.C.

J'ai fini / réfléchi / rempli

Tu as

Il/elle/on a

Nous avons

Vous avez 

Ils/elles ont

Vervoeg..

je ... (finir)

Nous (finir)

Ils....................(finir, PC)

finir
Maintenant on ... l'exercice.

1. finir
2. finis
3. finit
4. finissons

Brochure de voyage

Aujourd'hui, nous avons ...

• répété les nombres ordinaux.
  Le but: je kent de rangtelwoorden in het Frans. 
  
• traité le futur proche.
  Le but: je kunt aangeven dat er iets in de toekomst zal gebeuren.
• traité les verbes réguliers en -ir
  
  Le but: je kunt regelmatige werkwoorden die eindigen op -ir vervoegen.