Verdieping bino les 1

Keuzedeel: 
Binoculair zien en vooronderzoek

1 / 21
next
Slide 1: Slide
KeuzedeelMBOStudiejaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Keuzedeel: 
Binoculair zien en vooronderzoek

Slide 1 - Slide

Keuzedeel
Relevantie van het keuzedeel
:

In het keuzedeel ‘Verdieping binoculair zien en vooronderzoek’ wordt een theoretische verdieping gegeven omtrent het
binoculaire zien en vooronderzoeken. 

Het keuzedeel is daarmee in het bijzonder interessant met het oog op doorstroom naar het 
hbo waar Optometrie - Orthoptie wordt aangeboden.

Slide 2 - Slide

Keuzedeel
De werkzaamheden van de beginnend beroepsbeoefenaar zijn divers maar gestructureerd. Hij heeft te maken met verschillende typen klanten waarvoor zijn advies altijd weer maatwerk betreft. Om de klant beter te kunnen informeren en adviseren, en tevens de doorstroom naar het post-mbo/hbo onderwijs te ondersteunen, is specialistische kennis van binoculair zien en vooronderzoek van belang. Deze kennis gaat verder dan de kennis uit het kwalificatiedossier Optiek, maar gaat minder ver dan de kennis van de optometrist of orthoptist.

Specialistische kennis van het binoculaire zien geeft meer inzicht in het ontdekken van pathologie, terwijl specialistische kennis van de functie en werking van diverse binoculaire testen meer inzicht geeft in refracties die anders lopen dan standaard het geval is. 
Specialistische kennis van vooronderzoek geeft bijvoorbeeld meer inzicht in de noodzaak en snelheid van vervolgonderzoek door een specialist.

De beginnend beroepsbeoefenaar zal regelmatig geconfronteerd worden met vaktermen in het Engels.

Slide 3 - Slide

Vakkennis en vaardigheden
De beginnend beroepsbeoefenaar:
  • heeft specialistische kennis van binoculair zien (waaronder tropieën en forieën, incomitant en concomitant strabisme)
  • heeft specialistische kennis van accommodatie, convergentie en hun relatie (fysiologie, stoornis, pathologie)
  • heeft specialistische kennis van oogbewegingen (neurologisch, mechanisch, fysiologisch/pathologisch)
  • heeft specialistische kennis van de werkwijze van testen voor prismatische correcties (heteroforie correctie)
  • heeft specialistische kennis van het gezichtsveld en defecten en de werking van de confrontatieveldtesten
  • heeft specialistische kennis van de functie van de diverse onderdelen van de Haase-test
  • heeft specialistische kennis wanneer welke (binoculaire) testen uit te voeren als: covertest, spierbalanstesten met en
      zonder fusie, motiliteit (versies en ducties), accommodatie amplitude (AA), nabijpuntconvergentie (NPC), stereopsistest. 
  • Amslertest, pupilreflexbeelden en pupilreacties
  • heeft kennis van de Engelse benamingen en omschrijvingen van de behandelde (binoculaire) testen en vooronderzoeken
  • heeft kennis van de werking en functie van het (direct) oogspiegelen

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • het verschil tussen motorische en sensorische fusie uitleggen.
  • het begrip strabismus uitleggen.
  • onderscheidt maken tussen de verschillende oogstanden.
  • het verschil tussen intermitterende en constante heterotropieën uitleggen.
  • het verschil tussen comitant en incomitant scheelzien uitleggen.

Slide 5 - Slide

Oogstanden 
Oogspieren

Slide 6 - Slide

Strabisme
Strabent = iemand die scheel kijkt

Slide 7 - Slide

Scheelzien/Strabismus
Oorzaken?
Welke leeftijd?
Behandeling
Amblyopie

Slide 8 - Slide

Fusie 
wat is fusie?
wanneer nodig?
hoeveel soorten? 
wat als de fusie niet werkt? 

Slide 9 - Slide

Sensorische & motorische fusie
Voor goed binoculair zien zijn er twee beelden nodig, één van elk oog.

Anatomisch gezien staan onze ogen iets naar buiten toe gedraaid.
Door het samensmelten (fusie) van deze twee beelden, is het mogelijk  dat de ogen recht staan.

Slide 10 - Slide

Sensorische & motorische fusie
Het samensmelten, oftewel fuseren van de twee beelden, wordt mogelijk gemaakt op 2 manieren:

  • sensorische fusie
  • motorische fusie


Slide 11 - Slide

Sensorische en motorische fusie
Tijdens de fusie worden twee aparte beelden met elkaar samengesmolten. De overeenkomsten tussen beide beelden worden samengevoegd en de kleine verschillen tussen beide beelden worden toegevoegd.
  

Hierdoor zijn we in staat om diepte te zien, oftewel 3D waar te nemen.

Wanneer beide beelden door de hersenen bij elkaar worden gebracht, spreken we van sensorische fusie.

Slide 12 - Slide

Sensorische & motorische fusie
Bij motorische fusie zijn de oogspieren die zorgen voor de rechte oogstand.
De oogspieren zorgen ervoor dat de beelden op het centrale deel van ons netvlies worden afgebeeld.

Het beeld van het rechteroog wordt op dezelfde plek projecteert in het rechteroog, als het beeld van het linkeroog wordt afgebeeld in het linkeroog.

Wanneer hier een verschil in zit worden de oogspieren gestimuleerd om dit te corrigeren.
Hierdoor komen beide ogen recht te staan.

Slide 13 - Slide

Sensorische & motorische fusie
Deze fusie is alleen mogelijk wanneer de verschillen tussen beide ogen zeer klein zijn.

Wanneer het verschil tussen beide ogen te groot wordt, dan ontstaan er dubbel beelden (diplopie) of een van de beelden wordt onderdrukt (suppressie).

Slide 14 - Slide

Welke oogstanden zie je hier? 
Welke oogstanden zie je hier?  

Slide 15 - Slide

Latent strabisme
• esoforie
• exoforie
• hyperforie
• hypoforie
• cycloforie.

Manifest stabisme
• esotropie     ET
• exotropie     XT
• hypertropie  hyper T
• hypotropie    hypo T
• cyclotropie.   cyclo T 


Slide 16 - Slide

Cyclotropie
  • Is een vorm van scheelzien. 
  • het oog is verdraaid om de visuele as. 
  • Deze verdraaiing noemen we torsie. 
  • De twee beelden van een of beide ogen worden hierdoor schuin waargenomen.

Slide 17 - Slide

Intermitterende exotropie
is niet constant aanwezig
positieve convergentie fusie (PFC) 
meestal een goed binoculair zien aanwezig

Slide 18 - Slide

Intermitterende en constante heterotropie
Constante exotropie

Een constante exotropie op alle afstanden en in alle blikrichtingen is redelijk zeldzaam. 
Meestal is er sprake van intermitterende exotropie.
Als op jonge leeftijd al een constante exotropie aanwezig is, dan is er kans op amblyopie.
Intermitterende exotropie

De exotropie is niet de gehele dag aanwezig.

Wanneer beide ogen recht staan bij een intermitterende tropie, dan is er vaak goed binoculair zicht aanwezig.
Zodra één oog naar buiten draait, zorgt suppressie ervoor dat er geen dubbelbeelden ontstaan.

Slide 19 - Slide

Intermitterende en constante heterotropie
Constante esotropie

Een esotropie die aanwezig is op alle afstanden en in alle blikrichtingen.

Het ontstaan van een amblyopie bij een constante esotropie op jonge leeftijd is erg groot.

Ontstaat een constante esotropie op latere leeftijd, dan is er vaak sprake van dubbelzien.
Intermitterende esotropie

Hierbij is er sprake van een esotropie op een bepaalde afstand. 
Het kan in de loop van de dag ontstaan door een teveel aan accommodatie.

Kans op amblyopie is gering, omdat op bepaalde afstanden sprake is van goed samenwerkende ogen.

Slide 20 - Slide

Comitant en incomitant scheelzien
Comitant
Scheelzienshoek is in alle 
blikrichtingen gelijk.

Incomitant
De scheelzienshoek verandert
bij bepaalde blikrichtingen.

Slide 21 - Slide