De list van de Grieken

1 / 18
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
Vorm voor ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij

Praesens = tegenwoordige tijd                                                        (ik sta)

Imperfectum = (onvoltooid) verleden tijd                              (ik stond)

Perfectum = voltooid tegenwoordige tijd               (ik heb gestaan)

Slide 2 - Slide

Onderwerp
Degene die doet wat de persoonsvorm omschrijft

In het Latijn te herkennen aan de nominativus uitgang

Kan in de persoonsvorm verpakt zitten

Slide 3 - Slide

Zie je voorzetsels?
Extra informatie!

Het woord achter het voorzetsel staat verplicht in de
accusativus óf ablativus

Slide 4 - Slide

             Lijdend voorwerp ?

Tweede aanvulling bij
een persoonsvorm

Anders niet compleet

In het Latijn te herkennen aan
de accusativus uitgang




       Meewerkend voorwerp?

Tweede of derde aanvulling bij 
een persoonsvorm

Meestal van geven of zeggen

In het Latijn te herkennen aan
de dativus uitgang

Slide 5 - Slide

Overig
Extra informatie => waar? wanneer? waarmee? hoe?

Door een combinatie van voorzetsel + naamwoord

Of door een woord met een ablativus uitgang

Slide 6 - Slide

Vertalen
Oefenen maakt je steeds een
stapje sneller en nauwkeuriger:
- persoonsvormen
- woordjes herkennen
- zien hoe een zin in elkaar zit

Slide 7 - Slide

Wat is de juiste vertaling van regel 1
van tekst 8A?
A
De Grieken hebben een heel groot houten paard gebouwd.
B
De Grieken bouwen een heel groot houten paard.
C
De Grieken gaan een heel groot houten paard bouwen.
D
Er wordt een heel groot houten paard gebouwd door Grieken.

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van regel 2
van tekst 8A?
A
De mannen vulden hem en verlieten de kust voor Troje.
B
Hij vulde de mannen en liet de kust voor Troje achter.
C
Zij hebben hem gevuld met mannen en op de kust voor Troje achtergelaten.
D
Zij hebben hem op de kust achtergelaten nadat zij hem met mannen hadden gevuld.

Slide 9 - Quiz

Wat is jouw vertaling van regel 3 en 4
van tekst 8A?

Slide 10 - Open question

Achter welke voorzetsels in regel
1 t/m 4 volgde een ablativus?
A
in
B
in, pro
C
in, pro, ab
D
in, pro, ab, prope

Slide 11 - Quiz

Troiani, ... , nec Graecos, nec naves viderunt
dum postero die de muris spectant
modo equum ligneum

Slide 12 - Drag question

Wat is de juiste vertaling van regel 7
van tekst 8A?

A
Snel openen de poorten zich en ze rennen uit Troje.
B
Snel hebben zij de poorten geopend en zijn uit Troje naar het paard gerend.
C
Ze openden de poort en renden naar het paard.
D
Het paard rende door de poort Troje uit.

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van regel 8
van tekst 8A?
A
Ze stonden verbaasd. Wat betekent het paard op de kust?
B
Ze stonden verbaasd. Waarom staat er een paard op de kust?
C
Ze stonden verbaasd op de kust. Waarom staat er een paard?
D
Wat betekent het paard op de kust, vroegen ze verbaasd.

Slide 14 - Quiz

Ablativus
Uitgang die bijwoordelijke bepaling aangeeft

Extra informatie => waar? wanneer? waarmee? hoe?


Hulpwoorden bij vertalen : met, door, in

Slide 15 - Slide

Check je vertaling van 
regel 9 t/m 11

Alii clamabant 'equum flammis delete', alii 'in urbem trahite!'
Dum Troiani dubitant, Laocoon sacerdos cum filiis venit.
Ut equum vidit, exclamavit:
Sommigen schreeuwden 'vernietig het paard met vlammen', anderen 'trek het paard de stad in!'
Terwijl de Trojanen twijfelen, komt priester Laocoon met zijn zonen (er aan). Zodra hij het paard heeft gezien, heeft hij uitgeroepen:

Slide 16 - Slide

Wat heeft Laocoön allemaal uitgeroepen?

Slide 17 - Open question

Sed eheu, Troiani ei non crediderunt.

Slide 18 - Slide