donderdag 13 juni Leesvaardigheid

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je oefent je leesvaardigheid

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Hoe ziet een goede voorbereiding op de toets eruit (5 min)
- Huiswerk bespreken: kennistest (10 min)
- Zelfstandig werken: lezen en opdrachten (25 min)
- Nabespreken opdrachten (10 min)

Slide 3 - Slide

Voorbereiding toets
Volgende week oefentoets (bereid je voor)
Toetsstof: Talent 1.3, 2.3, 3.3, 4.3, 5.3 (en blz. 150 -151)
Oefen online extra opdrachten Test jezelf



Slide 4 - Slide

Hoe beantwoord je toetsvragen?

Slide 5 - Slide

meerkeuzevragen

Bij meerkeuzevragen schrijf je alleen de letter van jouw keuze op, als hoofdletter.








Slide 6 - Slide

Citeren
Citeer volgens de regels: tussen aanhalingstekens, de eerste twee en de laatste twee woorden met drie puntjes ertussen, plus de regelnummers.

Slide 7 - Slide

Formuleren
Als je moet formuleren in een volledige zin, dan schrijf je grammaticaal correcte hoofdzinnen: Je begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. 
Begin je antwoord met het herhalen van de vraag.
Als er een maximum aantal woorden vermeld staat, tellen de woorden die je herhaalt uit het antwoord niet mee.

Slide 8 - Slide

Taalfouten
Voor taalfouten worden punten afgetrokken tot een maximum van 0,7 op je cijfer. Contoleer je antwoorden dus op taalfouten als te veel of te weinig hoofdletters, leestekens, (werkwoord)spelling en (2de klas en hoger) formuleren.

Slide 9 - Slide

Volgende week
Maandag: oefentoets
Dinsdag: ? (extra oefentoets, theorie leren, (werkwoord)spelling)
Donderdag: zomervakantiequiz

Slide 10 - Slide

Pak pen en papier

Slide 11 - Slide

Vraag 1
Stelling: Het onderwerp van een tekst kun je in een paar woorden formuleren

Eens
Oneens

Slide 12 - Slide

Vraag 2
Stelling: Een deelonderwerp bestaat altijd uit één alinea


Eens
Oneens


Slide 13 - Slide

Vraag 3
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijdsvolgorde

a. Ten eerste
b. eerst
c. evenwel

Slide 14 - Slide

Vraag 4
Stelling: de signaalwoorden bovendien, niet alleen ... maar ook en daarnaast horen bij het opsommend tekstverband

Eens
Oneens

Slide 15 - Slide

Vraag 5
Op welke plekken kun je de kernzin vinden?

Slide 16 - Slide

Vraag 6
Stelling: De hoofdgedachte is de combinatie van het onderwerp en de belangrijkste mededeling erover in één zin.

Eens 
Oneens

Slide 17 - Slide

Vraag 7
Waar verwijst het woordje 'ze' in onderstaande zinnen naar?
'Ballonnen horen bij een feestje vinden veel Nederlanders, maar ze belanden vaak als zwerfafval langs de kust.'


Slide 18 - Slide

Vraag 8
Welke vier tekstdoelen (= het doel van de schrijver met een tekst) ken je?

Slide 19 - Slide

Vraag 9
Welk tekstdoel heeft een schoolboek?

Slide 20 - Slide

Vraag 10
Geef een voorbeeld van een signaalwoord van een uitleggend tekstverband

Slide 21 - Slide

Vraag 11
Stelling: een overtuigende tekst wil dat de lezer een actie onderneemt. 

Eens 
Oneens

Slide 22 - Slide

Vraag 12
Wat is het tekstdoel van een klachtenbrief?

Slide 23 - Slide

Vraag 13
De signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers en namelijk horen bij het tekstverband

A. Redengevend
B. Concluderend

Slide 24 - Slide

Lees de tekst en maak de vragen
Maak de vragen van Opdracht 2 (blz. 2) en Opdracht 3B

Slide 25 - Slide