U4 les 10

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Lundi 08 mai
Le programme pour aujourd'hui :
- les tests jusqu'à la fin de l'année;
- Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp (herhaling);
- Je kunt de woorden van U4, Apprendre 8;
- Je kunt de voorvoegsels en achtervoegsels;
- Je kunt het bijwoord.

Slide 2 - Slide

Overzicht toetsen V3B
- lundi 15 mai : PW U4

- lundi 12 juin : PW U5

- toetsweek (29 juni t/m 05 juli) : leestoets

Slide 3 - Slide

Activité numéro 1
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp (herhaling).

Slide 4 - Slide

Tu te rappelles ?
  • Je donne le stylo à David.
  • Je le donne à David.

  • Je donne le stylo à David.
  • Je lui donne le stylo.

  • Je donne le stylo à Nadine et Noor.
  • Je leur donne le stylo.

Slide 5 - Slide

Zelfstandig werken
Ouvre ton livre page 32 et fais l'exercice 25.

Slide 6 - Slide

Correction de l'exercice 25
  • 1/ Célia connait bien le moniteur
  • "à" ou pas "à"? 
  • à = lui / leur
  • pas "à"= le, la, l', les
  • Célia connait bien le moniteur
  • Célia le connait bien 

Slide 7 - Slide

Correction de l'exercice 25
  • 2/ Vous ne les trouvez pas dangereux ?
  • 3/ Ils ne veulent pas le prendre (avion, c'est masculin)
  • 4/ Tu lui montres le tutoriel
  • 5/ Je ne leur ai pas conseillé de monter
  • Elle veut leur poser des questions
  • Tu as des questions ? Regarde dans Unité 3, Grammaire II :

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Activité numéro 2
Je kunt de woorden van U4, Apprendre 8.

Slide 10 - Slide

Les nouveaux mots
1/ Lis le texte page 33 en duo.
Tips :
1982
mille neuf-cent quatre-vingt-deux

1994
mille neuf-cent quatre-vingt-quatorze

Slide 11 - Slide

Les nouveaux mots
1/ Fais l'exercice 26, page 33. Tu peux utiliser/ gebruiken Apprendre 8, page 39.

Tips :
grimper = escalader = klimmen
un rocher = een rots

Slide 12 - Slide

Correction de l'exercice
  • 1/ enfance (kindertijd)
  • 2/  adolescent (jongere)
  • 3/ se préparer (zich voorbereiden)
  • 4/ rochers (rotsen)
  • 5/ un exploit (topprestatie)
  • 6/ un accident (een ongeluk)
  • 7/ abandonner (opgaven)
  • 8/ écrivain (schrijver)

Slide 13 - Slide

Activité numéro 3
Je kunt de voorvoegsels en achtervoegsels.

Slide 14 - Slide

Voorvoegsels
Een voorvoegsel is een woordje dat vóór een bijvoeglijk naamwoord, werkwoord of zelfstandig naamwoord staat.
Bijvoorbeeld:
possible – mogelijk
impossible – onmogelijk
trouver – vinden
retrouver – terugvinden
conseiller – aanraden
déconseiller – afraden








Slide 15 - Slide

Achtervoegsels
Een achtervoegsel is een woordje dat bijvoorbeeld achter een bijvoeglijk naamwoord staat.
Bijvoorbeeld:
curieux – nieuwsgierig
la curiosité– de nieuwsgierigheid
un enfant – een kind
l'enfance – de kindertijd
adorer – dol zijn op
adorable – schattig






Slide 16 - Slide

Activité numéro 4
Je kunt het bijwoord.

Slide 17 - Slide

Exemples
Een achtervoegsel is een woordje dat bijvoorbeeld achter een bijvoeglijk naamwoord staat.
Bijvoorbeeld:
curieux – nieuwsgierig
la curiosité– de nieuwsgierigheid
ET AUSSI / en ook nog:
curieusement

Slide 18 - Slide

Les devoirs
Fais les exercices 16H et 16I, page 50.

C'est la Grammaire II dans Libre Service online.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Lesdoelen behaald?
- les tests jusqu'à la fin de l'année;
- Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp (herhaling);
- Je kunt de woorden van U4, Apprendre 8;
- Je kunt de voorvoegsels en achtervoegsels;
- Je kunt het bijwoord.

Slide 21 - Slide

Lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll