2 GL Herhaling H3 Aan het werk!

Waaruit bestaat de arbeidsmarkt?
A
Alle banen die er zijn
B
Alle mensen die werk zoeken
C
Alle banen en vacatures die er zijn en alle mensen die werken of werk zoeken
D
Alle banen die er zijn en alle mensen die werk zoeken
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waaruit bestaat de arbeidsmarkt?
A
Alle banen die er zijn
B
Alle mensen die werk zoeken
C
Alle banen en vacatures die er zijn en alle mensen die werken of werk zoeken
D
Alle banen die er zijn en alle mensen die werk zoeken

Slide 1 - Quiz

CAO
Arbeidsovereenkomst
Loon
Werktijden
vakantiedagen
Startdatum
einddatum
bepaalde of onbepaalde tijd
Handtekening werknemer

Slide 2 - Drag question

Wat is waar?
A
Brutoloon is lager dan nettoloon
B
Brutoloon is het loon dat op je rekening wordt gestort
C
Over je nettoloon moet je nog belasting betalen
D
Nettoloon is het loon dat op je rekening wordt gestort

Slide 3 - Quiz

De berekening voor nettoloon is:
(sleep in de goede volgorde)
=
-
................................
.............................
.........................
Brutoloon
Nettoloon
Inhoudingen

Slide 4 - Drag question

In de Arbowet staat hoeveel uur per dag je als scholier mag werken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

De werkgever en werknemer sluiten samen een collectieve arbeidsovereenkomst
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Pim verdient 21.000 per jaar. Hij krijgt 8% vakantietoeslag over zijn jaarsalaris. Hoeveel is dat?
A
€2680
B
€1680
C
€168
D
€268

Slide 7 - Quiz

Het wettelijk minimum (jeugd-)loon is er om de werknemer te beschermen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat doet het UWV?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Je uitkering betalen
B
checken of je recht hebt op een uitkering
C
Helpen bij het zoeken naar een baan
D
Controleren of het veilig is op het werk

Slide 9 - Quiz

Karin verdient €1.750 bruto per maand voor 40-urige werkweek. Ze verdient per week....
A
€403,85
B
€437,50
C
€403,86
D
€43,75

Slide 10 - Quiz

technologische ontwikkelingen zorgen altijd voor verlies van banen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Sleep naar het juiste vak
Geschoold werk
Ongeschool werk
Schoonmaakwerk
Docent
Automonteur
Afwasser
Kapper
Vuilnisman

Slide 12 - Drag question

Tamara (15) heeft haar baantje opgezegd en zoekt wat anders voor op de zaterdag.
Tim (21) is ontslagen en wil zo snel mogelijk weer aan het werk

Wie wordt meegeteld als werkloze?
A
Alleen Tim, want Tamara is te jong
B
Alleen Tamara, want Tim is ontslagen
C
Alleen Tim, want hij is oud genoeg
D
Allebei, want ze zoeken allebei actief naar werk

Slide 13 - Quiz

Arbeidsverdeling betekent...
A
dat het werk over de weekdagen verdeeld wordt
B
dat iedereen een eigen taak krijgt en doet waar hij goed in is
C
dat iedere werknemer evenveel uur mag of moet werken
D
dat je zelf je werktijd in mag delen

Slide 14 - Quiz

Wat voor baan heb je als je alleen werkt op de momenten dat het bedrijf je nodig heeft?
A
deeltijdbaan
B
vaste baan
C
flexibele baan
D
tijdelijke baan

Slide 15 - Quiz

Een opzegtermijn is een periode waarin je kunt laten zien dat je geschikt bent voor de baan
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz