H3 Kapitel 3

H3 Kapitel 3
- Vokabeln
- Redemittel
-Grammatik: Präpositionen + 3/4, Reflexive Verben, Personalpronomen
- E-Mail
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H3 Kapitel 3
- Vokabeln
- Redemittel
-Grammatik: Präpositionen + 3/4, Reflexive Verben, Personalpronomen
- E-Mail

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Jeder muss auf seine (ERNÄHRUNG) achten.
A
omgeving
B
buren
C
voeding
D
uitleg

Slide 3 - Quiz

(WER) weiß, wie viele Kalorien ein Apfel hat?
A
waar
B
wie
C
hoe
D
wanneer

Slide 4 - Quiz

Babys schlafen meistens auf dem (rug).
A
Rüggen
B
Rucken
C
Ruggen
D
Rücken

Slide 5 - Quiz

Wir feiern Karneval, (darüber hinaus) feiern wir Ostern
A
bovendien
B
daar overheen
C
daarover heen
D
daarna

Slide 6 - Quiz

Ich werde dich anrufen, (sobald) ich in Basel angekommen bin.
A
als
B
meteen
C
zodra
D
spoedig

Slide 7 - Quiz

Morgen feiere ich meinen (verjaardag).
A
geburtstag
B
Gebursttag
C
Gebürtstag
D
Geburtstag

Slide 8 - Quiz

Der Arzt hat sein (hart) untersucht.
A
Hart
B
Harz
C
Herz
D
Herzen

Slide 9 - Quiz

Übersetze: Ik ben misselijk.

Slide 10 - Open question

Übersetze: Ik heb koorts.

Slide 11 - Open question

Übersetze: Ik poets mijn tanden.

Slide 12 - Open question

Übersetze: Ik douch me iedere dag.
A
Ich duche mich jeden Tag.
B
Ich dusche mich jeden Tag.
C
Ich dusche mir jeden Tag.
D
Ich dusche mich jeden tag.

Slide 13 - Quiz

Übersetze: Tot gauw!
A
Bis schnell!
B
Bis bald!
C
Bis jetzt!
D
Bis nun!

Slide 14 - Quiz

Übersetze: Ik heb mijn vrienden uitgenodigd.
A
Ich habe meine Freude eingeladen.
B
Ich habe meine Freunde ausgenotigt.
C
Ich habe meine Freunde eingeladen.
D
Ich habe meine Freude ausgenotigt.

Slide 15 - Quiz

Ergänze: Mit (mein..) Mutter kann ich immer gut reden.

Slide 16 - Open question

Ergänze: Wir gehen nicht ohne (mein..) Bruder zu der Party.

Slide 17 - Open question

Ergänze: Ich habe Blumen gekauft für (haar).

Slide 18 - Open question

Ergänze: Ich wasche (......). Ich wasche (.....) das Gesicht. Wir waschen (.....). Ihr wascht (.....) die Haare. (SCHRIJF JE ANTWOORDEN ONDER ELKAAR)

Slide 19 - Open question

Je schrijft een mail aan je vriend Bernd in Duitsland. Wat is je aanhef?

Slide 20 - Open question

In je mail schrijf je: (Het feestje begint om 21 uur.) Vertaal dit

Slide 21 - Open question

Welcher Satz ist richtig?
A
Sag mir bitte Bescheid, oder du kommen kannst.
B
Sag mich bitte Bescheid, ob du kommen kannst.
C
Sag mir bitte Bescheid, ob du kannst kommen.
D
Sag mir bitte Bescheid, ob du kommen kannst.

Slide 22 - Quiz

Wat is een mooie groet om je mail af te sluiten?
A
Keine Grüße
B
Viele Grüße
C
Liebe Grüße
D
Große Grüße

Slide 23 - Quiz

Bij een persoonlijke mail schrijf je na de groet:
A
voornaam en achternaam
B
alleen voornaam
C
alleen achternaam
D
je handtekening

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de juiste vertalingen?
zonder haar, van jullie, tegen hem
A
ohne sie, von euch, gegen ihn
B
ohne ihr, von euch, gegen ihm
C
ohne sie, von ihr, gegen ihn
D
ohne sie, von euch, gegen ihm

Slide 25 - Quiz