This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1.9 spelling
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Spelling tegenwoordige en verleden tijd van de persoonsvorm
Leestekens: komma, punt, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt en aanhalingstekens
Twintig dicteewoorden
Slide 2 - Slide
Werkwoordspelling
Slide 3 - Slide
De hamvraag
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
heb ik te maken met een persoonsvorm???
Slide 4 - Slide
Hoe herken je de pv? De pv past zich aan het onderwerp aan:
Ik neem een Big Mac.
Neem jij een Big Mac?
Hij neemT een Big Mac.
Wij nemEN een Big Mac.
Slide 5 - Slide
Hoe herken je de pv? De pv verandert van tijd:
Ik neem een Big Mac. Ik smul ervan.
Ik nam een Big Mac. Ik smulde ervan.
Sterk werkwoord, want Zwak werkwoord, want
het verandert van klank. het verandert niet van klank.
Slide 6 - Slide
Hoe spel je de pv?
In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet spellen.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
't sexy fok s chaap
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
de(n) of te(n)?
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap
hele werkwoord -en = stam : branden / surfen
laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: brand/ surf
nee: de(n): de(n)
ja: te(n): te(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)
Slide 11 - Slide
de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 12 - Slide
Sterke werkwoorden
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed (en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).
Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden: