OWE 8 zelfredzaamheid

• Verzorgende
• MBO
• Studiejaar 1

Zelfredzaamheid

Aan het einde van de les weet je:

• wat zelfredzaamheid inhoudt
• Hoe vergroot je de zelfredzaamheid.
• wat ADL betekend

Wat weet jij van
zelfredzaamheid?

Zelfredzaamheid: 

Betekent dat iemand zichzelf kan redden.

Voor zorgvragers in verpleeghuis, verzorgingshuis en thuiszorg betekent dit:

Het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensverrichtingen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. 

Zelfredzaamheid is afhankelijk van:

Lichamelijk functioneren:  de cliënt moet de handeling aankunnen. 

Verstandelijk functioneren: de cliënt moet beschikken over inzicht in en kennis over de handeling die hij moet uitvoeren. 

Psychisch functioneren: de cliënt moet het nut van een handeling inzien en het vertrouwen hebben dat hij die handeling kan uitvoeren. 

Hoe kan zelfredzaamheid worden bevordert?

1. Wat kan de cliënt zelf nog?

2. Wat kunnen hulpmiddelen?

3. Wat kunnen familieleden?

4. Wat kan het sociale netwerk en kunnen andere instanties?

5. Wat is nodig van zorgverleners?

Zelfredzaamheid helpt de cliënt om:

1. meer regie, invloed te krijgen en te houden over het eigen leven;

2. welzijn en kwaliteit van leven te vergroten;

3. zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen;

4. meer eigenwaarde en zelfvertrouwen (terug) te krijgen

Zelfregie?

Zelfregie

Eigen regie gaat om het zelf beslissen over je leven, zorg en ondersteuning.

Centraal staat: wat wil ik?

Waarom is zelfregie zo belangrijk?

Uit onderzoek blijkt dat:

 

- Door het ervaren van eigen regie bij ouderen, zijn ouderen beter in staat om met tegenslagen om te gaan,

- Het vermindert stress en bevordert het welbevinden

Oftewel: Het verbetert de kwaliteit van leven

 Zelfregie gaat om de volgende vier aspecten:

1. Uitgaan van het positieve: wat kan ik wel als cliënt, waar ligt mijn kracht? 
2. De cliënt versterken door inzicht in op welke gebieden gaat het goed, op welke gebieden gaat het niet zo goed, wat wil ik nog of weer graag kunnen doen? 
3. De zeggenschap over ondersteuning bij de cliënt laten: wat wil ik met mijn leven, waar wil ik aan werken, welke hulp heb ik daarbij nodig en hoe wil ik dat die hulp eruit ziet? 
4. Het versterken en inschakelen van informele en sociale netwerken.